e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

Gevonden: 5774

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterste keerstrook achterste voorling: axtǝrstǝ [voorling] (Opglabbeek), bovenste voorling: bȳǝvstǝ [voorling] (Opglabbeek), wijdste voorling: witstǝ [voorling] (Opglabbeek) De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5] I-1
achteruit achter: axtǝr (Opglabbeek), achteruit: (het geheel)  àchterŭŭwt (Opglabbeek), cour (fr.): (met tegels)  kōēr (Opglabbeek), mesthof: wordt ook gebruikt  méstif (Opglabbeek), terug: trȳx (Opglabbeek), terug-op: tryk˱ ǫp (Opglabbeek) Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)] || Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10, III-2-1
achteruitgaan achteruitgaan: achterutgaon (Opglabbeek), wijken: wieken (Opglabbeek) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achteruittrappen de kont uitgooien: dǝ kǫnt ˱ū.t˲gui̯ǝ (Opglabbeek) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand achterste hoofdbred: ē̜xtǝrstǝ hęi̯brīǝ.t (Opglabbeek), hoofdbred: hɛi̯brīǝ.t (Opglabbeek) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwater, onderwater achterwater: axtǝrwātǝr (Opglabbeek) Het water achter de sluizen. De woordtypen beek (Q 88) en grote wijer (Q 88) zijn specifiek van toepassing op het achterwater bij bovenslagmolens. [Jan 88; Coe 43] II-3
achterwerk achterste: axtərstə (Opglabbeek), vot: voͅt (Opglabbeek) bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)] III-1-1
adamsappel keelknop: keͅlknøͅyp (Opglabbeek) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adem adem: ōim (Opglabbeek) adem [ZND 01u (1924)] III-1-1
ademen ademen: ech kost nēt ōiəmən (Opglabbeek), ich kos neet aoïemen (Opglabbeek), ich kos neet oaiemen (Opglabbeek), ōiemən (Opglabbeek), asemen: ich kon neet oasemen (Opglabbeek) ademen [ZND 01u (1924)] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1