e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

Gevonden: 5774
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zonder voor spitten omgooien: omgű̄i̯ǝ (Opglabbeek) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zool hoeflijst: hōflist (Opglabbeek) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zool van een schoen zool: za͂l (Opglabbeek) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag klompenlap: klumpǝlap (Opglabbeek) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoom zoom: zø̜̄m (Opglabbeek), zø̜jm (Opglabbeek) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoom in de huif schuif: šif (Opglabbeek) Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75] I-13
zoon jong: jóng (Opglabbeek), zoon: zuun (Opglabbeek), zūūen (Opglabbeek) zoon [ZND 11 (1925)] III-2-2
zoutvat zoutvaatje: zautvèètsje (Opglabbeek) zoutvaatje III-2-1
zuchten kuimen: In bep. bet. is zuchten bijna gelijk aan kreunen (kime).  kimə (Opglabbeek), zuchten: zextə (Opglabbeek) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuigen: zy(3)̄gə (Opglabbeek) zuigen III-2-3