| 28605 |
zich een zwerm toeëigenen |
eigenen:
eigenen (L416p Opglabbeek)
|
Door een zwerm te volgen en aan een boom een teken, bijvoorbeeld een zakdoek, strowis of een tak, te bevestigen, kan de eigenaar zich volgens het imkerrecht bekend maken. Een oud gebruik in de imkerij is dat een zwerm eigendom van de vinder wordt, wanneer de echte eigenaar onbekend is (De Roever, pag. 327). [N 63, 82]
II-6
|
| 17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
zich spooien (L416p Opglabbeek),
øs spo.jə (L416p Opglabbeek)
|
Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
| 19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
kakmadam:
ki-jk mich doa de kakmedammeke ins möt hèèr huug hekskes iêver de stroat wagkele
kakmedam (L416p Opglabbeek)
|
hovaardig en aanstellerig vrouwmens
III-1-4
|
| 19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
ook materiaal znd 27, 39
seͅx eͅnbēldə (L416p Opglabbeek),
zeͅx änbēldə (L416p Opglabbeek),
zich ènbe͂le (L416p Opglabbeek)
|
inbeelden [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 34232 |
zich moeilijk laten melken |
zich lastig melken:
(de koe) mɛlǝkt ˲sex lɛstex (L416p Opglabbeek),
zich taai melken:
(de koe) mēlkt zex tɛj (L416p Opglabbeek)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
| 17974 |
zich niet lekker voelen |
krank zijn:
ich bən krànk (L416p Opglabbeek),
niet te goed zijn:
bòs tə neet tə gōēj (L416p Opglabbeek),
ich bən neet tə gōēj (L416p Opglabbeek)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wentelen:
wę.nsǝlǝ (L416p Opglabbeek)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
| 34339 |
zich schuren |
zich schuren:
zex šōrǝ (L416p Opglabbeek)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
| 18219 |
zich warm aankleden |
aanduffelen:
áándŏĕffələ (L416p Opglabbeek)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 33038 |
zicht |
zicht:
zext (L416p Opglabbeek)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|