20634 |
wentelteefje |
verwensneetje:
verwensjnitsje (Q121a Chèvremont)
|
wentelteefje
III-2-3
|
25569 |
werkbank |
hobelbank:
hubǝlbaŋk (Q121a Chevremont)
|
In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.]
II-12
|
27637 |
werknummer |
werknommer:
werknǫmǝr (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Maurits])
|
Het werknummer van de mijnwerker dat onder meer op zijn gereedschap, controlepenning en mijnlamp staat. Het nummer is ook van belang in verband met de loonlijst. [N 95, 987; monogr.]
II-5
|
27685 |
werkplaats |
werkplaats:
werkplātš (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia])
|
[N 95, 10]
II-5
|
26297 |
wervel |
wervel:
wervǝl (Q121a Chevremont)
|
Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.]
II-9
|
25135 |
wervelwind |
wervelwind:
wir⁄velwink (Q121a Chèvremont)
|
wervelwind
III-4-4
|
24408 |
wezel |
wezel:
wieë’zel (Q121a Ch?vremont)
|
wezel
III-4-2
|
34574 |
wiel |
rad:
rat (Q121a Chevremont)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
24276 |
wielewaal |
goudmerel:
goudmerel
jood’meële (Q121a Chèvremont)
|
wielewaal
III-4-1
|
27425 |
wig |
kijl:
kil (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Willem-Sophia]),
wig:
wig (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Taps toelopend houten blok dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld ijzeren ondersteuningen of schudgootmotoren vast te zetten. Het woordtype "bouwkijl" werd op de Domaniale mijn gebruikt voor een wig in galerij-ondersteuningen. [N 95, 346; N 95, 347; N 95, 332; monogr.; Vwo 209; Vwo 724]
II-5
|