e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich haasten zich spoeden: os spujə (Bilzen), zich spoejje (Bilzen) Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)] III-1-2
zich inbeelden zich inbeelden: ook materiaal znd 27, 39  zich enbeelde (Bilzen), zich inbeelde (Bilzen), zix enbēldən (Bilzen) inbeelden [ZND 01 (1922)] III-1-4
zich niet lekker voelen aardig zijn: Misselijk.  aordig zin/zien (Bilzen), kwalijk zijn: Misselijk.  koĕllek zin/zien (Bilzen), mottig zijn: Misselijk.  mottig zin/zien (Bilzen), niet goed zijn: nīē gōēd zin/zīēn (Bilzen), niks te goed zijn: niks te goej zin/zien (Bilzen), zich ellendig voelen: zich êllêndig viële (Bilzen), zich ziek voelen: zich zik viële (Bilzen) Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)] III-1-2
zich over de rug wentelen (zich) wentelen: we.nsǝlǝ (Bilzen), węntǝlǝ (Bilzen) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zich rechtop houden en de krop laten opzwellen (baltsverschijnsel) een krop krijgen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’ne kroĕp kreige (Bilzen), roeken: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  roēke (Bilzen) Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: zich rechtop houden en de krop laten opzwellen? [N 93 (1983)] III-3-2
zich verkleden anders aandoen: zich aanes aondoēn (Bilzen), iet anders aandoen: (zich) iet aanes (gon) aondoēn (Bilzen), omkleden: Niet algemeen. Voor karnaval e.d.: zich verkleeë.  zich imkleeë (Bilzen), verkleden: zich verkleie (Bilzen) Zich verkleden [verkleden, omkleden, omtrekken, iets anders aandoen] [N 114 (2002)] III-1-3
zich warm aankleden goed aandoen: zich goēd aondoēn (Bilzen), goed induffelen: zich (goed) ènduffele (Bilzen), warm aandoen: werm oandoen (Bilzen), zich wêr(re)m aondoēn (Bilzen), warm kleden: zich wêr(re)m kleeë (Bilzen) Zich warm aankleden [(in)duffelen, inpakken, warm aandoen] [N 114 (2002)] III-1-3
zicht zicht: zix (Bilzen) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek ziek: zik (Bilzen, ... ) ziek [ZND 08 (1925)], [ZND 39 (1942)] III-1-2
ziekelijk sukkelachtig: siggelaetig (Bilzen), ziekelijk: zikkelek (Bilzen) Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] III-1-2