26215 |
zonder zeil |
leeg:
lēx (K353p Tessenderlo)
|
Zonder zeilen draaien. In l 432 gebeurde dit bij zware storm. [N O, 7k; A 42A, add.]
II-3
|
30339 |
zonneblinden, jaloezie |
blaffeturen:
blafǝtȳrǝ (K353p Tessenderlo),
slagvensters:
slax˲vɛ̃nstǝrs (K353p Tessenderlo)
|
Vensterluiken aan de buitenzijde van het raam, bestaande uit stijlen en dorpels die zijn voorzien van richels, waartussen in schuine stand plankjes zijn aangebracht. [N 55, 69; A 23, 18b add; A 46, 11c add.]
II-9
|
30978 |
zool |
zool:
zōl (K353p Tessenderlo),
zǭl (K353p Tessenderlo)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] || Ondervlak van schoeisel, dat deel waarop men loopt. [N 60, 76; N 60, 233a]
I-9, II-10
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zol (K353p Tessenderlo),
zool (K353p Tessenderlo),
zōͅəl (K353p Tessenderlo),
B.v. vrúlliezool, máánszool, mááns hàllef làppe, inlechzoole, binnezoole.
zool (K353p Tessenderlo)
|
De zool van een schoen in het algemeen (welke soorten?) [N 60 (1973)] || Zool (van schoen) [ZND m] || zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30834 |
zoolleersoorten |
croupon:
krupǫn (K353p Tessenderlo)
|
Leersoorten die voor de onderzijde van de schoenen worden gebruikt. Volgens de informant van Q 253 werden deze eertijds steeds plantaardig gelooid, terwijl de informant van Q 32 ten aanzien van rindsleer opmerkt dat het meestal met zout gelooid werd. Onder vachelooiing verstaat men looiing van zoolleer door middel van plantaardige extracten in draaiende vaten. [N 60, 2b; N 60, 247]
II-10
|
28991 |
zoom |
zoom:
zi-jǝm (K353p Tessenderlo),
zyjǝm (K353p Tessenderlo),
zōm (K353p Tessenderlo)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
zoon:
zóón (K353p Tessenderlo)
|
zoon [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zøchtə (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
20286 |
zuigfles |
tutterfles:
tuterfles (K353p Tessenderlo)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
21324 |
zuinig |
spaarzaam:
hij is spaoërzaom (K353p Tessenderlo)
|
Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|