34334 |
zelfstandig drinken, niet bij de zeug |
zuren:
sūrǝ (Q211p Bocholtz)
|
Volgens de informant van P 44 gebeurt dit al vrij vlug. Na vier of vijf dagen kunnen de biggen zelfstandig drinken. [N 19, 21b; monogr.]
I-12
|
17681 |
zenuw |
nerv (du.):
ing nerf (Q211p Bocholtz),
nerf (Q211p Bocholtz)
|
zenuw [zeen] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22653 |
zesenzestigen (kaartspel) |
zesenzestigen:
zes-en-zessige (Q211p Bocholtz)
|
Kaartspel: zes en zestigen.
III-3-2
|
23513 |
zeswekenmis |
zeswekendienst:
zeswègedings (Q211p Bocholtz)
|
Een mis die zes weken na iemands overlijden wordt opgedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34311 |
zeug met biggen |
kriem:
krēm (Q211p Bocholtz)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
33397 |
zeugekooi |
zeugebak:
zø̄gǝbak (Q211p Bocholtz)
|
De aparte kooi of betimmering in een varkenshok die verhindert dat de zeug de biggen met haar zware lijf dooddrukt. Vroeger werden daarvoor op ongeveer 15 tot 20 cm afstand van de bodem en van de muren van de stal houten balken van ongeveer 12 cm dikte aangebracht. De ruimte tussen balken en vloer kan dan door de biggen als vluchtweg gebruikt worden. Tegenwoordig bevindt de zeug zich in een apart hok, waarvan aan twee kanten de onderste plank ontbreekt zodat de biggen bij de tepels kunnen die door de openingen steken. [N 5A, 62a; N 19, 18; N 76, 41d]
I-6
|
33146 |
zeven met de handzeef |
zeven:
zēvǝ (Q211p Bocholtz)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
17693 |
zeveren |
zeveren:
zevere (Q211p Bocholtz)
|
zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
aangeven:
aajeve (Q211p Bocholtz)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
vree melken:
vrī mɛlǝkǝ (Q211p Bocholtz)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|