34258 |
boter |
botter:
botǝr (L378q Berkelaar)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
19517 |
botervlootje |
boterpotje:
bóterpöätje (L378q Berkelaar),
botervlootje:
bòtervlaotje (L378q Berkelaar)
|
botervlootje [DC 23 (1953)]
III-2-1
|
32729 |
bouwvoor |
ploegvoor:
plōx˲[voor] (L378q Berkelaar)
|
De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d]
I-1
|
19785 |
de was invochten |
insprinkelen:
insprinkele (L378q Berkelaar)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
19807 |
dienblad |
dienblad:
dēnblāt (L378q Berkelaar, ...
L378q Berkelaar)
|
dienblad [DC 27 (1955)], [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
33112 |
dorsvlegel |
vlegel:
vlø̜̄gǝl (L378q Berkelaar)
|
De benaming voor het gereedschap als geheel. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. In de varianten van het type (dors)vlegel en (dors)vleger vindt men volksetymologische aanleuning bij vleugel; dit gerond vocalisme, dat telkens achter in de reeks varianten is opgenomen, is ook op de kaart aangegeven. Zie afbeelding 10. [N 14, 2; JG 1a, 1b; A 17, 18; A 34, 14; L 8, 51; S40; monogr.]
I-4
|
33738 |
draadafrastering |
balie:
baj (L378q Berkelaar),
draad:
drǭt (L378q Berkelaar),
tuin:
tūn (L378q Berkelaar)
|
Omheining of afrastering van palen verbonden door ijzerdraad, prikkeldraad of andere draad. [N M, 67; N 14, 62; A 25, 4f; L 19B, 6; JG 2c; monogr.]
I-8
|
33727 |
draaihek |
barrier:
brēr (L378q Berkelaar),
barriertje:
brērkǝ (L378q Berkelaar),
poortje:
pø̜rtjǝ (L378q Berkelaar),
veken:
vē̜kǝ (L378q Berkelaar)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkemmer:
dre ̞ŋkømǝr (L378q Berkelaar)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
33731 |
dubbel sierhek |
barrier:
brēr (L378q Berkelaar),
poort:
port (L378q Berkelaar)
|
Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6]
I-8
|