25506 |
ovengewelf |
bakgeraamte:
bǭkgǝrǭmtǝ (K278p Lommel),
bakruimte:
bakrȳmtǝ (Q020p Sittard),
binnenmuur:
benǝmūr (L270p Tegelen),
binnenste:
benǝstǝ (Q180p Mal),
binnenwanden:
benǝwandǝ (Q095p Maastricht),
%%enkelvoud%%
benǝwantj (L331p Swalmen),
bovenkant:
bø̜vǝkānt (L163p Ottersum),
brikken:
brikǝ (Q121e Kaalheide),
gewelf:
gǝwø̜lǝf (L291p Helden, ...
L163p Ottersum),
gɛwø̜lf (Q099q Rothem),
gewerfsel:
gǝwø̜rfsǝl (L290p Panningen, ...
L270p Tegelen),
hemel:
hemel (P050p Herk-de-Stad, ...
L427p Obbicht,
L373p Roosteren,
L318b Tungelroy),
hiǝmǝl (Q193p Gronsveld),
hēmǝl (Q038p Amstenrade, ...
Q021p Geleen,
K359p Koersel),
hīmǝl (P176b Bevingen, ...
Q035p Brunssum,
Q198b Oost-Maarland,
P176p Sint-Truiden,
P056p Stokrooie,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
jacht:
%%meervoud%%
jaxtǝ (Q097p Ulestraten),
kant van de oven:
kant van dǝ ǭvǝ (L269p Blerick),
kanten:
kaŋktǝ (L269a Hout-Blerick),
kruin:
krøŋ (Q197p Noorbeek),
krūn (Q095p Maastricht),
metselstenen:
mɛtsǝlstęjn (L292p Heythuysen),
muren:
mūrǝ (L330p Herten),
oven:
ǭvǝ (L383p Melick),
ovengewelf:
ǫǝvǝgǝwɛlǝf (Q012p Rekem),
ovenhemel:
uvęhīmǝl (Q003p Genk),
ǫwvǝhēmǝl (Q035a Rumpen),
ovenkant:
ōǝvǝkant (Q204p Wittem),
ovenmuur:
ovenmuur (L321p Neeritter),
ovensmuren:
ǭǝvǝsmūrǝ (Q019p Beek),
plafond:
plǝfonj (L299p Reuver),
stenen:
štēǝn (Q030p Schinveld),
verwerfsel:
vǝrw√∂rfsǝl (L290p Panningen),
vuring:
vyreŋ (Q035p Brunssum),
vuurstenen:
vø̄rstē̜n (L317p Bocholt),
vuurvaste bakstenen:
vȳrvastǝ bakštęjn (Q193p Gronsveld),
vuurvaste brikken:
vuurvaste brikken (Q015p Stein),
vīrvāstǝ brīkǝ (Q082p Munsterbilzen),
vuurvaste stenen:
vø̜rvastǝ stiǝn (L250p Arcen),
wand:
want (P176a Melveren),
wānt (Q072p Beverst),
wanden:
wɛnj (L330p Herten),
weefsel:
wø̜rǝgsǝl (L290p Panningen),
zijkantvloer:
zijkantvloer (Q095p Maastricht),
zijwand:
zi-jwantj (L292p Heythuysen),
zijwand (L265p Meijel),
%%meervoud%%
zęjwāndǝ (Q198p Eijsden),
zonbrikken:
zonbrekǝ (Q018p Geulle),
zonnebakkers:
zǫnǝbɛkǝš (Q028p Jabeek)
|
De gehele bovenkant van de oven. In L 270 werden boven op de oven de potten gedroogd. [N 49, 72b] || De gewoonlijk in baksteen gemetselde wand die de binnenruimte van een oven afsluit. De toekomstige ovenholte wordt doorgaans eerst gevuld met zand, ook eens met turf en bovenop wat zand (Weyns blz. 24). Op de hoogte van het welfsel of de hemel moet men goed letten. Hij moet de vorm hebben van een half ei. Een te hoge hemel moet heter worden gestookt om goed te bakken; bij een te lage hemel zal het brood gemakkelijker verbranden. De antwoorden vallen in verschillende categorieën uiteen. De ene categorie geeft de hele bakruimte aan of de zijwand(en). Een tweede categorie duidt meer op de bovenkant van de oven, het gewelfde, terwijl een derde groep opgaven aangeeft van welke steensoort de muren gemaakt zijn. Vergelijk voor die laatste categorie het lemma ''steensoort die bij het bouwen van de oven is gebruikt''. Ten aanzien van het woordtype "vuring" zij opgemerkt dat de "vuring" in de steenbakkerij de brandmuur of afscheidingsmuur tussen de kamers in de vlamoven is (z. wbd ii afl. 1 blz. 66).' [N 29, 3; OB 2, 3b; monogr.]
II-1, II-8
|