33061 |
boekweitschoof |
bussel:
bø̄sǝl (L289b Leuken),
bø̜sǝl (Q008p Vucht),
busseltje:
bøsǝlkǝ (L265p Meijel, ...
L432p Susteren),
geleg:
gǝlɛk (L372p Maaseik),
heukel:
hyǝ.kǝl (L421p Dilsen, ...
L419p Elen,
L422p Lanklaar,
L420p Rotem),
hø̄.kǝl (Q096c Neerharen),
hoopje:
høpkǝ (Q001p Zonhoven),
hē.pkǝ (Q072p Beverst),
huik:
huk (L313p Sint Huibrechts Lille),
hū.k (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L353p Eksel,
L316p Kaulille,
L369p Kinrooi,
L315p Kleine-Brogel,
L422p Lanklaar,
L368p Neeroeteren,
L312p Neerpelt,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
L362p Opitter,
L314p Overpelt,
L361p Tongerlo),
hű.k (L359p Beek, ...
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L360a Gerdingen,
L356p Grote-Brogel,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel,
L361p Tongerlo,
L365p Wijshagen),
hǫű.k (L355a Linde, ...
L355p Peer,
L354p Wijchmaal),
hǭ.k (L413p Helchteren),
hǭuk (L352p Hechtel, ...
L372p Maaseik),
kap:
kap (L319p Molenbeersel),
kegel:
kē.gǝl (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
kęi̯.gǝl (L321a Ittervoort, ...
L370p Kessenich,
L369p Kinrooi,
L319p Molenbeersel,
L321p Neeritter,
L371p Ophoven,
L386p Vlodrop),
leg:
lęx (K359p Koersel),
opper:
ępǝr (Q083p Bilzen, ...
Q004p Gelieren Bret,
Q003p Genk,
Q082p Munsterbilzen,
Q005p Zutendaal),
ǫpǝr (P178p Brustem, ...
L316p Kaulille),
schob:
šǫp (L291p Helden),
schobje:
šø̜pkǝ (L318b Tungelroy),
schrank:
sxrāŋk (K314p Kwaadmechelen, ...
K278a Stevensvennen),
stroffeltje:
stryvǝlkǝ (L326p Grathem),
struik:
strø̜̄.k (L414p Houthalen, ...
Q001p Zonhoven),
stuik:
stuk (Q009p Maasmechelen),
styǝk (P118a Wijer),
stø̜̄.k (K358p Beringen, ...
P048p Halen,
P046p Linkhout,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P058p Stevoort),
stø̜i̯k (P049p Donk, ...
P047p Loksbergen),
stǫu.k (Q002p Hasselt),
stǭ.k (Q071p Diepenbeek, ...
P057p Kuringen),
stǭi̯.k (P053p Berbroek, ...
Q002a Godschei,
P056p Stokrooie),
stuikje:
stø̄kskǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
Hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afwijken van die van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4); zie de toelichting bij dat lemma. Vaak lopen de begrippen "schoof" en "hok" bij de boekweitteelt dooreen, omdat doorgaans geen aparte hokken van boekweit gemaakt werden, maar de schoven als hokken dienst deden; een hok betekent dan zowel de afzonderlijke schoof zoals de binder die maakt alsook te drogen staande losstaande schoof of ook de twee of drie schoven te zamen. Zie ook het lemma ''boekweithok'' (4.6.16). Voor de volgende plaatsen is uitdrukkelijk vermeld dat boekweit er niet gebonden wordt: K 315, 316, 318, 353, 357, 360, 361, L 164, 268, 270, 290, 324 en 325. [N 15, 18e; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2d; monogr.]
I-4
|