33043 |
blad van de zicht |
blad:
blat (L317p Bocholt, ...
L164p Gennep,
P048p Halen,
L165p Heijen,
K314p Kwaadmechelen,
P051p Lummen,
L163a Milsbeek,
Q096c Neerharen,
L163p Ottersum,
K357p Paal),
blau̯ǝt (P055p Kermt),
blāt (L295p Baarlo, ...
L324p Baexem,
L331b Boukoul,
L360p Bree,
Q018p Geulle,
L326p Grathem,
Q039p Hoensbroek,
L426z Holtum,
L422p Lanklaar,
L289b Leuken,
L434p Limbricht,
Q009p Maasmechelen,
L383p Melick,
L321p Neeritter,
Q197p Noorbeek,
L371p Ophoven,
L288a Ospel,
Q095a Oud-Caberg,
Q032a Puth,
L329p Roermond,
L420p Rotem,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
L266p Sevenum,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond,
L268p Velden),
blǫǝi̯t (Q156p Borgloon),
blǫǝt (L282p Achel),
blǭ.t (Q072p Beverst, ...
Q077p Hoeselt),
blǭt (Q193p Gronsveld, ...
L322a Nunhem,
L432p Susteren,
Q162p Tongeren),
blǭǝt (L286p Hamont, ...
P177p Zepperen),
mes:
męs (L417p As, ...
Q003p Genk,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek),
pik:
pek (K358p Beringen, ...
K318p Berverlo,
K278p Lommel,
P044p Zelem),
zicht:
[zicht] (L244c America, ...
L324p Baexem,
Q156p Borgloon,
L426p Buchten,
Q096p Bunde,
Q071p Diepenbeek,
L320a Ell,
P186p Gelinden,
Q002a Godschei,
L429p Guttecoven,
L322p Haelen,
Q002p Hasselt,
P197p Heers,
Q081a Heesveld-Eik,
L291p Helden,
Q039p Hoensbroek,
Q077p Hoeselt,
L414p Houthalen,
Q176a Ketsingen,
L369p Kinrooi,
Q111p Klimmen,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L332p Maasniel,
L265p Meijel,
L382p Montfort,
Q082p Munsterbilzen,
Q022p Munstergeleen,
L294p Neer,
L427p Obbicht,
Q033p Oirsbeek,
Q198b Oost-Maarland,
P222p Opheers,
Q003a Oud-Waterschei,
L290p Panningen,
Q203a Reijmerstok,
Q093p Rosmeer,
L420p Rotem,
P107a Rummen,
Q247p Sint-Martens-Voeren,
P176p Sint-Truiden,
Q096d Smeermaas,
Q162p Tongeren,
L318b Tungelroy,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg,
L268p Velden,
L368b Waterloos,
L289p Weert,
Q078p Wellen,
Q113a Welten,
Q079a Wintershoven,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
K361p Zolder,
Q001p Zonhoven,
Q005p Zutendaal),
zichtblad:
zex˱blat (L426z Holtum),
zixt˱blāt (Q002b Kiewit),
zichteblad:
zextǝblāt (L330p Herten, ...
Q019a Neerbeek),
zitǝblat (Q211p Bocholtz),
zīǝtǝblāt (Q204a Mechelen),
zichtewerk:
zixtǝwęrǝk (Q179p Zichen-Zussen-Bolder)
|
Het gebogen ijzeren deel van de zicht dat aan de onderkant van de steel bevestigd is. Met de scherpe, holle kant wordt het koren, graan, enzovoorts gemaaid. Vergelijk de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 met name voor wat betreft de gelijkenis van het blad van de zicht met dat van de zeis, en ook de toelichting bij het lemma ''blad van de zeis'' (3.2.11) in aflevering I.3 en de daarbij horende kaart. Zoals bij de zeis vindt men ook hier, bij het "werkende deel" van het gereedschap, de benamingen van het gereedschap als geheel: zicht en pik. Zie afbeelding 5. Voor de fonetische documentatie van het woord [zicht] zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 70c; JG 1a; monogr.]
I-4
|