e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woord woord: wūərt (Opglabbeek), ə wy(3)̄ert, ə wɛ̄rtjə, dɛt zēn šy(3)̄en wɛ̄rd (Opglabbeek) Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [ZND m] III-3-1
wormbulten angels: aŋǝls (Opglabbeek), (enk)  aŋǝl (Opglabbeek) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig gemaaiesteekt: gəma.iəste.kt (Opglabbeek), gəmāiəste.kt (Opglabbeek), WBD/WLD  gəmāā-jəstēēkt (Opglabbeek, ... ), gemaaisteekt: Duur de vèle règen en de föl zòn waas de hölft van uis appel gemaaisteekt  gemaaisteekt (Opglabbeek), maaiensteek: ma.iəste.k (Opglabbeek), māijəste.k (Opglabbeek) door maden of/ook door rotting ontstoken fruit || Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)] I-7, III-2-3
worst worst: woͅrst (Opglabbeek) worst [ZND A1 (1940sq)] III-2-3
worst maken worst(en) maken: worst mākǝ (Opglabbeek) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstenbroodje saucijzenbroodje: sesi-jzebriêdsje (Opglabbeek), worstenbroodje: woͅrstəbrīətšə (Opglabbeek), worstriggel: worstriggel (Opglabbeek), syn  worstriggel (Opglabbeek) Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] || worstenbrood || worstenbroodje III-2-3
worstvlees en -vet kleinmaken malen: mālǝn (Opglabbeek) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wortel wortel: wǫrtǝl (Opglabbeek) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) wortel: WBD/WLD  wòrtəl (Opglabbeek) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] III-4-3
wortelenstamppot stomp: stòmp (Opglabbeek) gestampte aardappelen vermengd met o.a. worteltjes, of hutspot III-2-3