e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wierook wierook: wierook (Opglabbeek, ... ) Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookkorrels wierook: wierook (Opglabbeek) Wierookkorrels. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookvat wierooksvat: wierooksvaat (Opglabbeek), wierookvat: wierookvaat (Opglabbeek) Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wigvormig sluithout spie: spī (Opglabbeek) Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46] I-6
wijdbeens lopen breed sporen: hēͅ spīrt breͅit (Opglabbeek) lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)] III-1-2
wijde regenmantel zonder mouwen caban (fr.): ka.b~ōͅ (Opglabbeek), regencaban (<fr.): regenkabars (Opglabbeek) een wijde regenmantel zonder mouwen [N 59 (1973)] || regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)] III-1-3
wijden wijden: wijə (Opglabbeek) Wijden. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
wijdte omtrek: omtrek (Opglabbeek) De benaming voor een omtrekmaat, in het bijzonder als tweede lid van een samenstelling in bijv. bovenwijdte, taillewijdte en heupwijdte. [N 59, 44a; N 62, 2b] II-7
wijn wijn: wīēn (Opglabbeek), met sleeptoon Wi-jn op beer, geeft plezeer, mè beer op wi-jn, geeft vèèl sjagri-jn  wi-jn (Opglabbeek) wijn [RND] III-2-3
wijnazijn wijnazijn: wienazīn (Opglabbeek) wijnazijn [ZND 08 (1925)] III-2-3