| 18915 |
werklustig |
niet benauwd:
de͂ͅs nēt bənawt (L416p Opglabbeek)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig aan het werk, hij is niet bang voor zijn moeite. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
| 18305 |
werkschoen |
vaarschoen:
vāršōn (L416p Opglabbeek)
|
ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 24330 |
werpen van jongen |
jongen:
WBD/WLD
jōēngə (L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 25135 |
wervelwind |
houwmouw:
huiwmuiw (m.)
høͅywmøͅyw (L416p Opglabbeek),
houwmouwer:
hoͅuw moͅuwər (L416p Opglabbeek)
|
wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 24399 |
wesp |
wesp:
wesp (L416p Opglabbeek)
|
wesp [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
| 33666 |
wetering |
watering:
watering (L416p Opglabbeek),
wetering:
witǝreŋ (L416p Opglabbeek),
wīǝtǝreŋ (L416p Opglabbeek)
|
Hooiwei met sloten omgeven. [N 14, 57; N 14, 61; N 14, 53 add.; N 14, 52 add.; N 18, 19 add.; L 19B, 2aI, RND 20]
I-8
|
| 21704 |
wethouder, schepen |
schepen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
sjīēpə (L416p Opglabbeek)
|
het door de gemeenteraad gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente [wethouder, schepen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 30848 |
wetsteen |
pan:
pan (L416p Opglabbeek),
wetsteen:
wętstęi̯.n (L416p Opglabbeek)
|
De doorgaans in flauw-ovale punten uitlopende, platte korund (carborundum) steen van ongeveer 20-30 cm. lang, waarmee de zeis of de zicht gewet wordt in het veld. Zie de toelichting bij het lemma ''strekel'' en de algemene toelichting bij deze paragraaf. Daar het (oude) onderscheid tussen beide instrumenten (voornamelijk) in het materiaal lag, konden de opgaven met het element -steen hier worden ondergebracht. Niet altijd was de wetsteen van de industriële carborundum-steen vervaardigd. De zegsman van L 434 voegt toe dat de wetsteen gewoonlijk een stuk harde Naamse steen was; die van L 269 en Q 101 dat het een stuk leisteen was en soms gebruikte men een stuk dakpan (zie het betreffende woordtype). Aangaande het onderscheid tussen de kennelijk naast elkaar gebruikte wetsteen en cementen strekel, merkt de zegsman van L 313 nog op dat "de wetsteen korter (is) dan de cementen strekel en wordt gebruikt als de zeis te bot is om ze te wetten (sc. met de strekel) en nog te scherp om ze te haren". Zie verder de toelichting bij het lemma ''slijpbus''.' [N 18, 82; N 18, 80 add.; N 14, 131 add.; N 15 add.; JG 1a, 1b, 1d; A 4, 28f; A 23, 16II; L 20, 28f; Gwn 7, add.; monogr.]
I-3
|
| 32893 |
wetten met de strekel, strijken |
wetten:
wętǝ (L416p Opglabbeek)
|
De benamingen voor het wetten met de houten strekel, het strijken. Zie verder de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 1. [JG 1a, 1b, 1d; monogr.]
I-3
|
| 32900 |
wetten met de wetsteen |
wetten:
wętǝ (L416p Opglabbeek)
|
Het scherpen van de zeis of de zicht met de wetsteen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 2. [JG 1a, 1b; add. uit: N 14, 131; N 18, 80; A 4, 28; A 14, 10; A 23, 16; monogr.]
I-3
|