| 21159 |
wegwijzer |
plaat:
pláát (L416p Opglabbeek)
|
een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 33663 |
wei |
wei:
wēi̯ (L416p Opglabbeek),
wē̜i̯ (L416p Opglabbeek),
węi̯ (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
ūē̜i̯ (L416p Opglabbeek)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
| 32809 |
weiland bewerken met de kettingeg |
slepen:
[slepen] (L416p Opglabbeek)
|
De onderstaande termen veronderstellen "de wei" als object. Sommige ervan kunnen wel-licht ook absoluut gebruikt worden; zij bete-kenen dan "werken met de kettingeg" zonder meer, wat men niet alleen in de wei, maar ook op het veld kan doen. Voor ''eggen'' + ''eggen'' en ''slepen'' zie men de desbetreffende lemmata. [JG 1a; N 11A, 172f; div.]
I-2
|
| 17844 |
wekken |
wekken:
weͅkə (L416p Opglabbeek)
|
wekken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
| 21790 |
welbespraakt zijn |
niet op zijn mond gevallen zijn:
neet òp zīēnə mōēnt gəvàllə (L416p Opglabbeek)
|
welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 24530 |
welig groeiend |
gelps:
WBD/WLD
gelps (L416p Opglabbeek),
gestruikt:
WBD/WLD
gəstrŏĕkt (L416p Opglabbeek),
gevig:
WBD/WLD
gèvig (L416p Opglabbeek)
|
In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] || Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 32969 |
welig, gelp |
mals:
mals (L416p Opglabbeek)
|
Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.]
I-4
|
| 21528 |
welkom |
welkom:
hī es ər altīt welləkom (L416p Opglabbeek)
|
Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
| 32744 |
wendakkerhoeken |
hoekjes:
hēkskǝs (L416p Opglabbeek)
|
Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1]
I-1
|
| 19098 |
wensen (niet in wbd 1.4) |
wensen:
wensə (L416p Opglabbeek)
|
wensen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|