| 33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
wǭ.tǝrlǭ.x (L416p Opglabbeek)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
| 24275 |
watersnip |
snep:
snep (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
watersnep:
watərsnɛp (L416p Opglabbeek)
|
watersnip || watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 32704 |
watervoor |
watervoor:
wātǝr[voor] (L416p Opglabbeek)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
| 21675 |
wbd: afzeggen |
van niet zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
dēͅ kø͂ͅi̯p wās van ēt (L416p Opglabbeek),
zijn woord door zijn nek trekken:
ps. omgespeld volgens Frings.
zīn wēͅrt dy(3)̄r zīnə neͅk treͅkə (L416p Opglabbeek)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21683 |
wbd: in trek |
opgaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
opgəgaŋə (L416p Opglabbeek)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21662 |
wbd: katten |
jodenstreken hebben:
ps. omgespeld volgens Frings.
hēͅ hēͅt jydəstriək (L416p Opglabbeek)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
drinkgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
wīvēͅl dreͅŋkgeͅlt es dā bī? (L416p Opglabbeek),
kwaad geld:
ps. omgespeld volgens Frings.
kōͅtxeͅlt (L416p Opglabbeek)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21663 |
wbd: verkopen voor |
laten:
ps. omgespeld volgens Frings.
vir dēͅ prīs lōͅt exsə ox (L416p Opglabbeek),
mogen meepakken voor:
ps. omgespeld volgens Frings.
vīr dēͅ prīs moxstə zə meͅt pakə (L416p Opglabbeek)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 20542 |
wecken |
inmaken:
inmāke (L416p Opglabbeek),
inwecken:
inwékke (L416p Opglabbeek),
wecken:
wekke (L416p Opglabbeek),
wèckə (L416p Opglabbeek)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 22860 |
weddenschap |
weddingschap:
wɛdiŋsjap (L416p Opglabbeek)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|