| 25204 |
warm weerx |
warm (weer):
wɛrm (L416p Opglabbeek),
(sleeptoon; = wormen).
wé-rm (L416p Opglabbeek),
zelfst. nw.: de wermde.
werm (L416p Opglabbeek)
|
warm || warm (weer) [ZND A1 (1940sq)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 28620 |
warm zetten |
warm zetten:
wɛrm zętǝ (L416p Opglabbeek)
|
Een te klein of zwak volk op een plaats zetten waar een sterk volk heeft gestaan. Men wil hierdoor afvliegende bijen van andere korven opvangen en het te zwakke volk weer sterk maken. [N 63, 94b]
II-6
|
| 28464 |
warme bouw |
warme bouw:
warme bouw (L416p Opglabbeek)
|
Manier van raten bouwen waarbij de raten met de brede kant naar het vlieggat gekeerd zijn of anders gezegd daarmee evenwijdig lopen. De ramen staan warm of koud ten opzichte van het vlieggat. De term warme bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17a]
II-6
|
| 28633 |
warmlopen |
verhitten:
verhitten (L416p Opglabbeek)
|
Bijensterfte als gevolg van koolzuurvergiftiging. Tijdens het transport zitten de bijen opgesloten in korf of kast. Deze opsluiting en het schokken tijdens het rijden worden door de bijen als onaangenaam ervaren. Hun energie kunnen ze dan opkroppen en deze energie wordt omgezet in warmte. Kan deze niet weg, dan stijgt de temperatuur in de woning boven de normale. Men zegt dan: "de bijen lopen warm". Hierdoor kunnen de raten hun sterkte verliezen en kan het gebeuren dat men bij aankomst gesmolten was, dode bijen, dood broed en vervuilde honing op de bodemplank vindt. De imker moet ervoor zorgen dat er tijdens het reizen genoeg verse lucht in korf of kast kan komen. [N 63, 106]
II-6
|
| 19717 |
was |
was:
was (L416p Opglabbeek)
|
Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.]
II-6
|
| 28673 |
was bleken |
klaren:
klaren (L416p Opglabbeek)
|
Gesmolten was kan nog donker van kleur zijn. Door de was enige malen over te smelten onder toevoeging van bepaalde chemicaliën als chloramine of waterstofperoxyde kan men de kleur doen bleken. Ook de zon kan het produkt meer doen bleken. Hiertoe wordt de vloeibare was uitgegoten op een waterbad met groot oppervlak zodat hij in een dunne laag stolt. De zon doet dan verder het blekende werk. [N 63, 131]
II-6
|
| 19714 |
wasbord |
schromp:
hard wrijven op een sjròmp Ge mootsj ins hiêre wi-j di-j diêr sjròmpt Det gesjròmp is neet (viêr) aan te hiêre
sjròmp (L416p Opglabbeek)
|
een geribbelde en zinken wasplank
III-2-1
|
| 23597 |
wasdraad |
wiek:
week (L416p Opglabbeek)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 19669 |
wasknijper |
lijnwaadspang:
liəvətspaŋə (L416p Opglabbeek),
lijnwaadspinnetje:
li-jvespinke (L416p Opglabbeek),
pinnetje:
pinke (L416p Opglabbeek),
ook kortweg
pinke (L416p Opglabbeek)
|
klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)] || wasknijper
III-2-1
|
| 28671 |
waskoek |
wasbrood:
wasbrood (L416p Opglabbeek),
wasvorm:
wasvorm (L416p Opglabbeek)
|
Vorm waarin de gezuiverde was wordt geknepen of geperst. Wanneer men de gezuiverde was met de hand bewerkt, ontstaat voornamelijk een bolvorm. Indien men de gezuiverde was machinaal perst, verkrijgt men een koek- of broodvorm. [N 63, 121d; N 63, 121e; monogr.]
II-6
|