| 25125 |
waaienx |
waaien:
wejje (L416p Opglabbeek),
wejə (L416p Opglabbeek),
ps. omgespeld volgens Frings.
weͅjə (L416p Opglabbeek),
waaien
weͅjə (L416p Opglabbeek)
|
waaien [N 22 (1963)], [ZND 13 (1925)]
III-4-4
|
| 21589 |
wacht |
wacht:
wax (L416p Opglabbeek),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
wágt (L416p Opglabbeek)
|
(op) wacht [ZND m] || de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
wáákə (L416p Opglabbeek)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
| 17952 |
waden |
baden:
bajə (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 20740 |
wafel |
wafel:
wafəl (L416p Opglabbeek),
wāfəl (L416p Opglabbeek)
|
Wafel [N 16 (1962)] || wafel [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
| 34562 |
wagen |
wagen:
wā.gǝ (L416p Opglabbeek)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
| 32188 |
wagenmaker |
radmaker:
rātmeǝkǝr (L416p Opglabbeek)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
| 17943 |
waggelen |
duizelen:
disələ (L416p Opglabbeek),
kwinkelen:
kweŋkələ (L416p Opglabbeek)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 21162 |
wagon |
wagon (<eng.):
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
wágón (L416p Opglabbeek)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 19475 |
walmen |
blaken:
Este de stoaf möt vochtig huit aanmeeks, beginsj ze te bloake
bloake (L416p Opglabbeek),
stoof
blōͅkə (L416p Opglabbeek)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] || walmen
III-2-1
|