| 34447 |
vrouwelijke geit |
germ:
gęrm (L416p Opglabbeek)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|
| 19961 |
vrouwelijke hond, teef |
teef:
te:f (L416p Opglabbeek)
|
teef, vrouw. hond [Goossens 2a]
III-2-1
|
| 20124 |
vrouwelijke kat |
kat:
WBD/WLD
kàt (L416p Opglabbeek),
moer:
mōr (L416p Opglabbeek),
poes:
WBD/WLD
pōēs (L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
| 34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (L416p Opglabbeek),
hęn (L416p Opglabbeek),
hɛn (L416p Opglabbeek)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
vròliekánt (L416p Opglabbeek)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrolieklééjer (L416p Opglabbeek),
vrəlikleͅ.iər (L416p Opglabbeek)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 32441 |
vrouwenklomp |
fletsertje:
flɛtsǝrkǝ (L416p Opglabbeek)
|
Klomp met een binnenlengte van 24 tot 26.5 centimeter. Zie ook afb. 258. De trippenklomp uit Meeswijk (L 424) was een lichte vrouwenklomp, versierd met uitgesneden bloempjes. Dit soort klompen werden tot ongeveer 1920 in huis en op weg naar de kerk gedragen. [N 97, 136; N 24, add.; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|
| 18576 |
vrouwenondergoed |
ondergoed voor vrouwlui:
oendergoet vier vrolie (L416p Opglabbeek)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18598 |
vrouwenonderhemd? |
lijfje:
liefke (L416p Opglabbeek),
vrouwluihemd:
vrøylīhemə (L416p Opglabbeek)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 20467 |
vrouwziek |
geile bok:
geilə bŏĕk (L416p Opglabbeek)
|
manziek [heet] [N 10C (zj)]
III-2-2
|