e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke geit germ: gęrm (Opglabbeek) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef teef: te:f (Opglabbeek) teef, vrouw. hond [Goossens 2a] III-2-1
vrouwelijke kat kat: WBD/WLD  kàt (Opglabbeek), moer: mōr (Opglabbeek), poes: WBD/WLD  pōēs (Opglabbeek) Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Opglabbeek), hęn (Opglabbeek), hɛn (Opglabbeek) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkant vrouwluikant: vròliekánt (Opglabbeek) De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
vrouwenkleren vrouwluikleren: vrolieklééjer (Opglabbeek), vrəlikleͅ.iər (Opglabbeek) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwenklomp fletsertje: flɛtsǝrkǝ (Opglabbeek) Klomp met een binnenlengte van 24 tot 26.5 centimeter. Zie ook afb. 258. De trippenklomp uit Meeswijk (L 424) was een lichte vrouwenklomp, versierd met uitgesneden bloempjes. Dit soort klompen werden tot ongeveer 1920 in huis en op weg naar de kerk gedragen. [N 97, 136; N 24, add.; Bakeman 8; monogr.] II-12
vrouwenondergoed ondergoed voor vrouwlui: oendergoet vier vrolie (Opglabbeek) Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwenonderhemd? lijfje: liefke (Opglabbeek), vrouwluihemd: vrøylīhemə (Opglabbeek) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwziek geile bok: geilə bŏĕk (Opglabbeek) manziek [heet] [N 10C (zj)] III-2-2