e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijk jong van de geit germ: gęrǝm (Opglabbeek), germpje: gęrmkǝ (Opglabbeek), lammetje: lęmkǝ (Opglabbeek) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12
vrouwelijk kalf vaarzenkalf: vē̜r˲zǝ[kalf] (Opglabbeek) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen jaarling: jǫrleŋ (Opglabbeek), jǭrleŋ (Opglabbeek) Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22] I-11
vrouwelijk kuiken pul: pęl (Opglabbeek), pulletje: pęlkǝ (Opglabbeek) [N 19, 41a; monogr.] I-12
vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft germ: gęrǝm (Opglabbeek) Zie ook de toelichting bij het lemma ''vrouwelijk schaap in het algemeen'' (2.2.1). [JG 1c, 2c; monogr.] I-12
vrouwelijk schaap in het algemeen germ: gęrm (Opglabbeek), gɛrm (Opglabbeek), ooi: ou̯i̯ (Opglabbeek), ø̜i̯ (Opglabbeek), schaap: sxē̜p (Opglabbeek), šǭp (Opglabbeek), wijfje: wefkǝ (Opglabbeek) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken gelts: gę.ls (Opglabbeek), zeug: zyǝx (Opglabbeek), zøx (Opglabbeek), zog: zux (Opglabbeek), zoog: zūǝ.x (Opglabbeek) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif duivin: dūvin (Opglabbeek), dyven (Opglabbeek), wijfje: wīfkə (Opglabbeek) Een duivinne (vrouwelijke duif). [ZND 01u (1924)] || Wijfjesduif. [Goossens 1a (1955)] III-3-2
vrouwelijke eend pul: pęl (Opglabbeek) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12
vrouwelijke gans pul: pęl (Opglabbeek), wijfje: wīfkǝ (Opglabbeek) [A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.] I-12