e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
volmolen volmolen: vǫ.l[molen] (Opglabbeek) Molen waarin wollen vezels onder toevoeging van bijtende en ontvettende stoffen worden gekneed of geperst om ze te doen vervilten en verdichten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b; Jan 22; Grof 12] II-3
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) beer: bir (Opglabbeek), bīr (Opglabbeek, ... ), bīǝr (Opglabbeek) De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
volwassen, volgroeid volwassen: vòlwàssə (Opglabbeek) volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)] III-2-2
vonk spronkel: sprònkel (Opglabbeek), vonk: vōēnk (Opglabbeek), voͅŋk (Opglabbeek, ... ), vónk (Opglabbeek) Brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt (kester, vonk, geinster, sprankel, kleister) [N 79 (1979)] || vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-2-1
voogd momber: moemer (Opglabbeek), mŏĕmmər (Opglabbeek), momber  mòmmer (Opglabbeek), voogd: voogt (Opglabbeek), vuugd (Opglabbeek) iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd || voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)] III-2-2
voor de gek houden bedoppen: een verbastering van bedotten  bedòppe (Opglabbeek), begoochelen: Ut di-j hiêl affèèr zeen zi-j mè ferm bekòkkeldsj (of besjiête) ûtkòmme  bekòkkele (Opglabbeek), kloten: ki-jk mè hiêl good in: of de weers ferm gekluutsj  klute (Opglabbeek) foppen || foppen, beetnemen III-1-4
voorbidden voorbeden: vierbeeje (Opglabbeek), virbɛ̄jə (Opglabbeek) Voorbidden. [N 96B (1989)] III-3-3
voorde, doorwaadbare plaats oversteek: īēverstéék (Opglabbeek) doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)] III-4-4
voordeur voorste deur: vē̜rstǝ dīr (Opglabbeek) Deur die aan de straatzijde toegang geeft tot het huis. [N 55, 24a; L 12, 5; monogr.; Vld.] II-9
voorhamer voorhamer: vīrhāmǝr (Opglabbeek) Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c] II-9