| 19812 |
voetenbankje |
voetenbankje:
veetbengske (L416p Opglabbeek)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 33732 |
voetgangershek |
draaipaal:
dręi̯pōl (L416p Opglabbeek)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
| 23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
vootgebeje (L416p Opglabbeek)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 18089 |
voetjicht |
voetjicht:
hēͅ hēͅt vōtjecht (L416p Opglabbeek)
|
hij heeft voetjicht (pootje, kozijntjes, enz.; Fr. goutte) [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
| 19384 |
voetkussen |
poef:
pōēf (L416p Opglabbeek),
voetkussen:
veetkésse (L416p Opglabbeek)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 30509 |
voetpannen |
pannendak:
panǝdāk (L416p Opglabbeek)
|
De paar rijen pannen die de onderrand van het dak vormen wanneer dit deels met stro en deels met pannen wordt gedekt. [N F, 34a; N 4A, 27c; monogr.]
II-9
|
| 24268 |
vogel, algemeen |
gevogelte:
gəveͅxəltə (L416p Opglabbeek),
vogel (mv.):
viêgel (L416p Opglabbeek),
vugel (L416p Opglabbeek)
|
gevogelte [ZND 35 (1941)] || vogel || vogels, mv.
III-4-1
|
| 24487 |
vogelmuur |
mier:
mēr (L416p Opglabbeek),
muur:
meer (L416p Opglabbeek)
|
muurkruid || Stellaria media L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en braakliggende gronden met kleine donkere zaadjes en groene blaadjes. Het groeit laag boven de grond in samenhangende trossen en bloeit van februari tot november met kleine witte bloempjes. Kippen (en kanaries) eten het graag en sommige benamingen wijzen ook hierop. De lengte varieert van 10 tot 40 cm. Het is bekender onder de oude naam muur. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1a, 1b, 2c; A 60A, 59; monogr.]
I-5, III-4-3
|
| 33267 |
vogelpootje, serradelle |
serradelle:
sǝdɛl (L416p Opglabbeek)
|
Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.]
I-5
|
| 33620 |
vogelverschrikker |
vogelenschrik:
vugelesjrik (L416p Opglabbeek)
|
kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [Lk 04 (1954)]
I-7
|