e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlaamse gaai markolf: merkef (Opglabbeek, ... ), merkof (Opglabbeek), merkòf (Opglabbeek) gaai || vlaamse gaai III-4-1
vlag vaan: vaan (Opglabbeek) vlag [ZND 17 (1935)] III-3-1
vlaggen vlikken: vlekǝ (Opglabbeek), vorstrissen: vǫrstresǝ (Opglabbeek), vorstrussen: vorstrussen (Opglabbeek) Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b] II-9
vlaktex kaal stuk: kaal stèk (Opglabbeek), vlakke, een -: ne vlāke (Opglabbeek) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
vlam vlam: vlam (Opglabbeek), vlàm (Opglabbeek) Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)] III-2-1
vlechten vlechten: vleͅxtə (Opglabbeek), vləchtə (Opglabbeek) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] || vlechten [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
vlechtlatten latten: latǝ (Opglabbeek), vitslatten: vetslatǝ (Opglabbeek) Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9
vlechttwijgen vitsen: vetsǝ (Opglabbeek) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vleermuis vleermuis: flērmys (Opglabbeek), flèèrmûs (Opglabbeek) vleermuis [ZND 08 (1925)] III-4-2
vlees vlees: vlɛ̄is (Opglabbeek) vleesch [ZND 07 (1924)] III-2-3