| 20637 |
boterham |
boterham:
botteram (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20713 |
boterham (kinderwoord) |
bammetje:
bamke (Q117p Nieuwenhagen)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20716 |
boterham met kaas |
kaasboterham:
kiës botteram (Q117p Nieuwenhagen)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20754 |
boterham van wit en zwart brood |
weg en brood opeen:
wek en broëd op ee (Q117p Nieuwenhagen)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20885 |
boterhamworst |
schinkenworst:
sjinkewóésj (Q117p Nieuwenhagen)
|
hamworst /schinken- [N 06 (1960)]
III-2-3
|
| 20553 |
boterkussentje |
boterklompje:
botterklumpke (Q117p Nieuwenhagen)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 32948 |
botteriken |
ledders:
lɛdǝrǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
| 28161 |
bout |
bout:
bōǝt (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Laura, Julia])
|
[N 95, 351; N 95, 746; monogr.; Vwo 173]
II-5
|
| 33644 |
bouwland |
bouwland:
bowlaŋk (Q117p Nieuwenhagen),
gewande:
gǝwaŋ (Q117p Nieuwenhagen),
land:
laŋk (Q117p Nieuwenhagen),
veld:
fęlt (Q117p Nieuwenhagen),
vɛlt (Q117p Nieuwenhagen)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 17639 |
bovendeel van de rug |
pokkel:
bij der pap op der poekel zitte
poekel (Q117p Nieuwenhagen),
op dr poekel drage
poekel (Q117p Nieuwenhagen),
schouders (mv.):
sjower (Q117p Nieuwenhagen)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|