| 30978 |
zool |
zool:
zǭl (L364p Meeuwen)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33]
I-9
|
| 18342 |
zool van een schoen |
zool:
zo.l (L364p Meeuwen)
|
zool van een schoen
III-1-3
|
| 20189 |
zoon |
zoon:
zuun (L364p Meeuwen)
|
zoon
III-2-2
|
| 19233 |
zorgen voor |
gadeslaan:
gadeslaan (L364p Meeuwen),
gāi̯sly(3)̄n (L364p Meeuwen),
in de gaten houden:
in de gaten houden (L364p Meeuwen),
zorgen voor:
zérgə voor (L364p Meeuwen)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] || zorgen voor
III-1-4
|
| 19528 |
zoutvat |
zoutvaatje:
zautvèètsje (L364p Meeuwen)
|
zoutvaatje
III-2-1
|
| 19222 |
zuchten |
hijgen:
jijə (L364p Meeuwen)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
| 21072 |
zuigen |
zuigen:
zy(3)̄gə (L364p Meeuwen)
|
zuigen
III-2-3
|
| 20286 |
zuigfles |
papfles:
papfles (L364p Meeuwen),
tutterfles:
tutterfles (L364p Meeuwen)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 21324 |
zuinig |
zuinig:
zuinig (L364p Meeuwen)
|
van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 20845 |
zult, preskop |
geperste kop:
Gehakt en geperst vlees van b.v. een varkenskop
geperzde kop (L364p Meeuwen),
preskop:
prɛskoͅp (L364p Meeuwen),
geperste hoofdkaas
prɛskoͅp (L364p Meeuwen)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || preskop || preskop: gehakt en geperst vlees van een varkenskop
III-2-3
|