| 21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemuën (P047p Loksbergen)
|
ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
| 19004 |
zich gedragen |
voegen:
vūūjəgə (P047p Loksbergen)
|
zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
(een) airtje hebben:
èèrkə hèmə (P047p Loksbergen),
in zijn bol hebben:
in zénə bol hèmə (P047p Loksbergen),
jan-mijn-kloten zijn:
jàn mén klōēwətə zén (P047p Loksbergen),
pretentie hebben:
prətènsə hèmə (P047p Loksbergen),
veel verbeelden:
feejələ vərbéldə (P047p Loksbergen)
|
een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] || vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)] || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18864 |
zich kwaad maken |
colrig (<fr.):
klèèrəg (P047p Loksbergen),
kwaad maken:
kòòwət máákə (P047p Loksbergen),
opjagen:
ŏĕpjáágə (P047p Loksbergen)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
pastoor gaan:
pəstoerərgoin (P047p Loksbergen)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wentelen:
wei̯njkjǝlǝ (P047p Loksbergen)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
| 18982 |
zich schamen |
zich generen:
zjənèrə (P047p Loksbergen)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18991 |
zich verkneuteren |
ophemelen:
oephijmələ (P047p Loksbergen)
|
zich in zijn eentje vrolijk of blij maken [kaoieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20496 |
zich verslikken |
verslikken:
vərslikkə (P047p Loksbergen)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18819 |
zich vervelen |
ambeteren (< fr.):
www.vandale.be: ambeteren (Belg., inf.), ergeren, vervelen, lastig vallen [sic], plagen.
ambətijrə (P047p Loksbergen)
|
niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|