| 26149 |
zomen |
zomen:
zøjmǝ (Q198p Eijsden),
zø̜jmǝ (Q198p Eijsden)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
| 18636 |
zomerkapmanteltje |
visite (fr.):
Een kazuifelachtig kledingstuk, voor en achter afhangend tot even onder de taille.
visite (Q198p Eijsden)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 18675 |
zomerkleren |
zomergoed:
zoeëmergood (Q198p Eijsden),
zomerkleren:
zoeëmerkleier (Q198p Eijsden)
|
zomerkleren [N 23 (1964)] || Zomerkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18670 |
zondagse kleren |
`s zondagsgoed:
soongdegs good (Q198p Eijsden),
zondagse kleren:
zongdiechse kleier (Q198p Eijsden)
|
De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)] || zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18328 |
zondagse schort |
cotonnade (fr.) scholk:
ketenaote sjolk (Q198p Eijsden)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 23339 |
zonde |
zonde:
zun (Q198p Eijsden)
|
zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 23340 |
zonden |
zonden:
zun (Q198p Eijsden)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 18342 |
zool van een schoen |
lap:
lap (Q198p Eijsden)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (Q198p Eijsden)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
| 20189 |
zoon |
jong:
jong (Q198p Eijsden),
zoon:
soean (Q198p Eijsden),
zooin (Q198p Eijsden),
onze -
soean (Q198p Eijsden)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|