| 22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
sinterklus (L282p Achel),
Sub speculatie: Van sinderkloas haauw ie speulgoed en spikloatie gekregen.
sindərkloas (L282p Achel)
|
6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)] || [Sinterklaas].
III-3-2
|
| 21444 |
sjacheraar |
sjachelaar:
ps. omgespeld volgens IPA.
šaxəlēͅr (L282p Achel)
|
sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21581 |
sjacheren |
sjacheren:
ps. omgespeld volgens IPA.
šaxərən (L282p Achel),
tuisen:
B.v. Weelde oauwe gloaze knikker toesen vur twie-j-e huven?
toesən (L282p Achel)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] || Tuisen: 1. ruilen, sjacheren.
III-3-1, III-3-2
|
| 33587 |
sjalot |
sjarlot:
sxərloͅtən (L282p Achel)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
| 21143 |
sjees |
sjees:
šēs (L282p Achel),
sjeesje:
šɛskǝ (L282p Achel)
|
Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13
|
| 18686 |
sjerp |
sluier:
slør (L282p Achel)
|
sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 22477 |
sjoelen |
sjoelbakken:
sjoelbakken (L282p Achel)
|
het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
| 33550 |
sla, algemeen |
salade:
slōͅi (L282p Achel)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
| 17870 |
slaan |
slaan:
bunt ɛn blaou gəslāgən (L282p Achel),
payrs en blauw geslagen (L282p Achel),
pêrs en blow geslagen (L282p Achel),
pəRz ɛn blaouw gəslāgən (L282p Achel)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
| 33028 |
slaan met de zicht |
slaan:
slǫǝn (L282p Achel)
|
De slaande beweging maken met de zicht. Zeer vaak werd voor deze vraag dezelfde opgave gegeven als voor de algemene vraag "maaien met de zicht". Hier zijn alleen de opgaven opgenomen die niet identiek zijn met de vragen "inkappen" of algemeen "maaien met de zicht". Zie ook de toelichting bij het vorige lemma ''maaien met de zicht'' (4.2.1). [N 15, 16f; monogr.]
I-4
|