30491 |
strosnijbak |
gaffelkist:
gafǝlkes (Q018p Geulle),
hakkist:
hakes (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
hakselbak:
hęksǝlbak (Q096a Borgharen, ...
Q096c Neerharen),
hɛksǝlbak (K358p Beringen, ...
Q071p Diepenbeek,
P186p Gelinden,
P197p Heers,
Q111p Klimmen,
L211p Leunen,
L268p Velden,
L271p Venlo,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
hakselbank:
hɛksǝlbaŋk (L317p Bocholt, ...
Q002b Kiewit),
hakselkist:
hɛksǝlkes (Q072p Beverst, ...
Q071p Diepenbeek,
Q193p Gronsveld,
Q039p Hoensbroek,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q204a Mechelen,
Q019a Neerbeek,
Q198b Oost-Maarland,
L329p Roermond,
Q099q Rothem,
L270p Tegelen,
Q113a Welten),
hɛksǝlkest (L377p Maasbracht, ...
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
hɛksǝlkis (Q101p Valkenburg),
ęksǝlkest (L420p Rotem),
hakselsnijder:
hɛksǝlsnā̯ǝr (L268p Velden),
hakselsnijkist:
hęksǝlsnikes (Q009p Maasmechelen),
hond:
hond (Q018p Geulle),
kapbak:
kabak (K278p Lommel),
scherf:
sxɛrǝf (K359p Koersel),
scherfbak:
sxɛrǝfbak (L282p Achel, ...
K358p Beringen,
K318p Berverlo,
L352p Hechtel,
L316p Kaulille,
L315p Kleine-Brogel,
K314p Kwaadmechelen,
K315p Oostham,
K357p Paal,
L355p Peer,
L313p Sint Huibrechts Lille,
K353p Tessenderlo,
L361p Tongerlo,
K361p Zolder,
Q001p Zonhoven),
scherfbank:
sxɛrǝrfbaŋk (Q002b Kiewit, ...
L355p Peer),
sxɛrǝrfbāŋk (L282p Achel, ...
L286p Hamont),
šɛrǝfbaŋk (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
Q003p Genk,
L416p Opglabbeek,
Q003a Oud-Waterschei,
Q001p Zonhoven),
scherfblok:
sxɛrfblǫk (K358p Beringen),
scherftrog:
sxɛrǝftrōx (K361a Boekt Heikant),
schooftrog:
sxøftrǫx (P051p Lummen),
snijbak:
snibak (L322a Nunhem, ...
L416p Opglabbeek,
L268p Velden,
L368b Waterloos),
snāi̯bak (Q156p Borgloon, ...
P051p Lummen,
Q162p Tongeren),
snēbak (Q078p Wellen),
snēi̯bak (P222p Opheers),
snęi̯bak (L244c America, ...
K318p Berverlo,
P186p Gelinden,
P197p Heers,
Q077p Hoeselt,
L422p Lanklaar,
L211p Leunen,
L159a Middelaar,
P107a Rummen,
Q178p Val-Meer),
snīi̯bak (L163a Milsbeek, ...
L288p Nederweert,
L163p Ottersum),
snɛ̄bāk (P176p Sint-Truiden, ...
P044p Zelem),
šnibak (Q211p Bocholtz, ...
Q096p Bunde,
L426z Holtum,
L434p Limbricht,
Q019a Neerbeek,
L329p Roermond,
Q117a Waubach),
šnēi̯bak (L360p Bree, ...
L423p Stokkem),
snijbank:
snibaŋk (L360p Bree, ...
L356p Grote-Brogel,
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren),
snā̯baŋk (L288a Ospel),
snēbaŋk (Q078p Wellen),
snē̜baŋk (Q002p Hasselt, ...
Q002b Kiewit),
snē̜i̯baŋk (P053p Berbroek, ...
P055p Kermt,
P054p Spalbeek,
P118a Wijer),
snęi̯baŋk (Q029p Bingelrade, ...
Q004p Gelieren Bret,
Q003a Oud-Waterschei),
snęǝbaŋk (P107a Rummen),
snɛ̄baŋk (P048p Halen),
snijblok:
šnijblǫk (Q111p Klimmen),
snijkist:
snijkes (L320a Ell),
snijkest (L318b Tungelroy),
snikes (Q009p Maasmechelen, ...
L427p Obbicht,
L299p Reuver,
Q020p Sittard,
Q014p Urmond),
snikest (L320a Ell, ...
L326p Grathem,
L426z Holtum,
L321p Neeritter,
L318b Tungelroy),
snāi̯kis (Q083p Bilzen, ...
Q089p Martenslinde),
snā̯kest (L292a Maxet, ...
L294p Neer,
L371p Ophoven,
L288a Ospel,
L289p Weert),
snęi̯kes (Q086p Eigenbilzen, ...
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
Q009p Maasmechelen,
Q010p Opgrimbie,
Q012p Rekem,
Q093p Rosmeer),
snęi̯kest (L420p Rotem),
snęi̯kēst (L265p Meijel),
snīkest (L369p Kinrooi, ...
L319p Molenbeersel,
L371p Ophoven),
šnijkes (Q111p Klimmen, ...
Q098p Schimmert),
šnikes (L426p Buchten, ...
L330p Herten,
L426z Holtum,
L434p Limbricht,
L329p Roermond,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
L432p Susteren,
L270p Tegelen,
L374p Thorn),
šnikes(t) (L324p Baexem, ...
L322p Haelen,
Q113p Heerlen,
L325p Horn,
Q033p Oirsbeek),
šnikest (L330p Herten),
šnikēst (L290p Panningen),
šnęi̯kes (L372p Maaseik, ...
Q096c Neerharen,
Q096d Smeermaas,
L423p Stokkem),
šnīkes (L331b Boukoul, ...
L384p Herkenbosch,
L332p Maasniel,
L383p Melick,
L331p Swalmen,
L386p Vlodrop),
snijkistje:
šnikiskǝ (Q032a Puth),
snijklots:
snęjklots (L265p Meijel),
stro-batch (wa.):
[stro]batš (Q209p Teuven),
strobak:
[stro]bak (Q077p Hoeselt, ...
P176p Sint-Truiden,
L271p Venlo),
strobok:
[stro]bǫk (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L265p Meijel,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum),
strokist:
[stro]kest (L289p Weert),
strooikist:
strujkest (L318b Tungelroy),
voerbak:
vui̯ǝrbak (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
voerkist:
vōrkis (Q105p Heer)
|
Snijbak waarin het geschudde dekstro met behulp van een mes op lengte wordt gesneden. Zie ook het lemma 'Strosnijbak' in wld I.4, pag. 151. [N F, 13a] || Toestel waarmee en waarin het stro wordt fijngesneden tot haksel (zie het lemma ''haksel'', 6.4.1) of, als het grover gebeurt, tot strooisel dat in de potstal wordt uitgespreid. Soms wordt hiertoe een los mes (zie het lemma ''strosnijmes'', 6.4.4) gebruikt, maar doorgaans is het mes scharnierend aan één van de zijkanten van de bak gemonteerd; vergelijk afbeelding 18, a. De losse bak wordt wel lade genoemd in Q 4 (lǭi̯) en Q 96c (lāi̯); en batch (wa.; vgl. J. Haust, Dictionnaire liégeois, s.v.) in Q 209 (batš). Het komt voor dat de strosnijbak, die vaak naast de hakselkist in de schuur of de stal staat, zie aflevering I.6, lemma ''hakselkist'', met die kist één voorwerp vormt. Dit uit zich in de naam van de strosnijbak, waar men herhaaldelijk de term kist ziet verschijnen. Zie ook het lemma ''strosnijezel'' (6.4.3). Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [stro] zie het lemma ''stro'' (6.1.24).' [N 18, 102; monogr.; add. uit N 18, 104]
I-4, II-9
|