31926 |
centerboor |
centerboor:
centerboor (L421p Dilsen, ...
L369p Kinrooi,
K317p Leopoldsburg,
L321p Neeritter,
Q001p Zonhoven),
sɛntǝrbuǝr (Q083p Bilzen),
sɛntǝrbōr (Q119p Eygelshoven, ...
Q018p Geulle,
Q113p Heerlen),
sɛntǝrbōǝr (L424p Meeswijk),
sɛntǝrbǫar (Q121c Bleijerheide),
sɛntǝrbǭ.r (L270p Tegelen),
sɛntǝrbǭr (L426p Buchten, ...
Q027p Doenrade,
Q019b Groot Genhout,
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
L434p Limbricht,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
L382p Montfort,
L294p Neer,
Q033p Oirsbeek,
L163p Ottersum,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L385p Sint Odilienberg,
Q015p Stein,
L271p Venlo,
L289p Weert),
sɛ̄ntǝrbǫwǝr (K353p Tessenderlo),
houtboor:
hǫwt˱bǭr (L299p Reuver),
wiemersboor:
wē̜ǝmǝrs˱bǭwr (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden)
|
Boorijzer voor hout waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt die de boor leidt. Aan de ene zijde van deze punt bevindt zich een voorsnijder die het te boren gat afschrijft en uitsnijdt en aan de andere zijde een soort gutsje dat het hout binnen de afgeschreven omtrek uitschaaft. Vgl. afb. 74c. Zie ook het lemma ɛcenterboor, schijfboorɛ in Wld II.11, pag. 77-78. Het betreft daar een vergelijkbaar type boor dat gebruikt wordt om grote cirkelvormige gaten in metaal(plaat) aan te brengen.' [N 53, 163a; N G, 31d; monogr.]
II-12
|