28924 |
beitelblok |
blij:
blēj (Q253p Montzen),
brikje:
brekskǝ (Q083p Bilzen),
knoopsgatenlood:
knawpsgǭtǝlawt (Q165p Hopmaal),
lood:
loǝt (Q200p s-Gravenvoeren),
lut (Q198p Eijsden),
luǝt (L270p Tegelen, ...
L271p Venlo),
lǭt (Q021p Geleen),
lǭwt (Q015p Stein),
lood onder het knoopsgat:
lood onder het knoopsgat (L416p Opglabbeek),
loodje:
lø̜̄ǝtjǝ (Q016p Lutterade),
lētjǝ (L368p Neeroeteren),
plaat lood:
plāt lǭt (L330p Herten),
stuk lood:
štø̜k luǝt (Q111q Ransdaal)
|
Stuk lood dat men onder het met de knoopsgatenbeitel uit te ponsen knoopsgat legt. De informanten van L 417, Q 7, Q 88 en Q 99 geven aan dit beiteltje nooit gebruikt te hebben. De informanten van K 361 en Q 121c namen hiervoor een stuk karton, eventueel met een blaadje lood op de helft bevestigd (Q 121c). De informant van Q 95 zegt dat de kleermakers vaker een eikehouten blok als lood gebruikten. De informant van Q 83 maakte van hennep of binnenwerk een onderlegger. Een andere informant van Q 83 hanteerde een ø̄brikjeø̄, vroeger gemaakt van aardewerk, nu van kunststof. De informant van L 265 gebruikte geen beitel maar de knoopsgatenschaar. [N 59, 29b]
II-7
|