| 25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (Q201p Wijlre)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 24647 |
robinia |
acacia:
akasia (Q201p Wijlre)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 33478 |
rode aalbes |
miemelen:
alleen mv
mimmele (Q201p Wijlre),
mimmelen (Q201p Wijlre),
rode miemelen:
roe-6 miem-m6l (Q201p Wijlre)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
| 33231 |
rode biet |
karoot:
karōǝt (Q201p Wijlre),
rode kroot:
rūǝi̯ krūǝt (Q201p Wijlre),
saladekroot:
šlātkrūǝt (Q201p Wijlre)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
| 33257 |
rode klaver |
tamme klee:
tām [klee] (Q201p Wijlre)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
| 20655 |
rode kool |
rood moes:
road moos (Q201p Wijlre, ...
Q201p Wijlre)
|
Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
| 21733 |
roede |
roe(de):
roede (Q201p Wijlre)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 25314 |
roede, maat van 14 m2 |
kleine roede:
kleng rau (Q201p Wijlre)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 21183 |
roeien |
roeien:
roeien (Q201p Wijlre)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 21184 |
roeispaan |
roeispaan:
roejsjpaane (Q201p Wijlre)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|