| 19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stokə (L289p Weert),
stuəkə (L289p Weert)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
| 30024 |
verweerde kalk |
rotte kalk:
rǫtǝ kalǝk (L289p Weert),
vergangen kalk:
vǝrgaŋǝ kalǝk (L289p Weert),
verweerde kalk:
vǝrwīrdjǝ kalǝk (L289p Weert)
|
Ongebluste kalk die langdurig aan vochtige lucht werd blootgesteld en daardoor met water en koolzuur is verzadigd. Verweerde kalk blust zeer moeilijk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Kalk blussen'. [N 30, 29b; monogr.]
II-9
|
| 24497 |
verwelken |
slapen:
slaope (L289p Weert),
verslakkeren:
verslakkere (L289p Weert),
± WLD
verslakkere (L289p Weert)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)] || verwelken || verwelkt zijn v planten
III-4-3
|
| 24555 |
verwelkt |
verslakkerd:
± WLD
verslakkerdj (L289p Weert)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 20304 |
verwend kindje |
bedorven wicht:
bedorreve wecht (L289p Weert)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
| 21795 |
verwensen |
vervloeken:
vervlooke (L289p Weert),
verwensen:
verwi‧nse (L289p Weert)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 23179 |
verwoed kaarter |
kaartmoer:
Sub kaarte.
kaartmoór (L289p Weert)
|
Fanatieke kaarter.
III-3-2
|
| 28483 |
verzegeld broed |
rijp broed:
ri.p brōt (L289p Weert)
|
Gesloten broed. Het stadium van het broed waarbij de larf volgroeid is. De cel wordt door de werkbijen afgedekt met zegelwas. De larf kan zich gaan verpoppen. [N 63, 25b; N 63, 20a; N 63, 23d; N 63, 23a]
II-6
|
| 28650 |
verzegelde honing |
verzegelde honing:
vǝrzēgǝldjǝ hu.neŋ (L289p Weert)
|
Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.]
II-6
|
| 28479 |
verzegelen |
verzegelen:
vǝrzēgǝlǝ (L289p Weert)
|
Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71]
II-6
|