| 28517 |
tuten |
tuten:
tytǝ (L289p Weert)
|
Het geluid dat de koningin maakt die haar cel reeds verlaten heeft. Op het doffe kwaken van de ongeboren koninginnen antwoordt de pas uitgelopen koningin met een hoog tutend geluid. Dit is het teken dat zij er is. Zij zal proberen zo spoedig mogelijk de nog in de cellen opgesloten koninginnelarven te doden. Dit wordt echter verhinderd door de werkbijen. Het tuten is voor de imker een zeker teken dat er de volgende dag of op zijn laatst nog een dag later een nazwerm zal afkomen. [N 63, 33a; N 63, 32a; N 63, 33b; Ge 37, 42]
II-6
|
| 28518 |
tuter |
tuter:
tȳtǝr (L289p Weert)
|
Koningin die pas de moercel verlaten heeft en tutend antwoordt op het gekwaak van de koninginnelarven die nog in de dichte moercel zitten. [N 63, 33b; N 63, 32a]
II-6
|
| 21618 |
twee centiem |
cent:
cent (L289p Weert)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21626 |
twee frank |
dobbele frank:
dobbele frang (L289p Weert)
|
2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 22039 |
tweede ei |
tweede eitje:
twieedje eike (L289p Weert)
|
Hoe heet verder: het tweede ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 23251 |
tweede luiden voor de mis |
luiden:
lowe (L289p Weert),
trumpen:
trumpe (L289p Weert)
|
Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 21648 |
tweede verkoping |
afpleeg:
aefpleeg (L289p Weert),
ander maal:
anger maol (L289p Weert),
derde maal:
derdje maol (L289p Weert),
maal:
ein maol (L289p Weert)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 34482 |
tweeslachtige jonge kip |
kween:
kweŋ (L289p Weert)
|
Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.]
I-12
|
| 34234 |
tweespeen |
tweedeemse:
twiǝdēmsǝ (L289p Weert)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
| 30096 |
tweesteense muur |
tweesteense:
tweǝstęjns (L289p Weert),
tweesteense muur:
twijstęjnsǝ [muur] (L289p Weert),
twēǝstęjnsǝ [muur] (L289p Weert)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.]
II-9
|