| 17680 |
teen |
teen:
tiejun (Q117a Waubach)
|
teen (toon) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 31131 |
teenstuk |
stootlap:
štūtlap (Q117a Waubach),
stootpunt:
štȳtpønt (Q117a Waubach)
|
Reparatielapje onder de schoenzool, aan de teen. [N 60, 233d]
II-10
|
| 18483 |
teenstuk [wld ii.10, p. 60] |
stootlap:
sjtoehtlap (Q117a Waubach),
stootpunt:
sjtuuhtpunt (Q117a Waubach)
|
Het lapje onder de schoenzool, aan de teen (teenstuk, stootlap, stuitstuk) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
| 33835 |
teentreder |
teentreder:
teentreder (Q117a Waubach)
|
Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b]
I-9
|
| 30656 |
teerkwast |
bokkepoot:
bokǝpū.t (Q117a Waubach)
|
Kwast met ronde, stijve, korte haarbundel in een ijzeren beugel, die onder een hoek van ongeveer 450 aan een lange steel is bevestigd. De kwast wordt gebruikt voor teerwerk. [N 67, 43d]
II-9
|
| 33850 |
tegelijkertijd galopperen en draven |
fetteren:
fɛtǝrǝ (Q117a Waubach),
klabatteren:
klabatǝrǝ (Q117a Waubach
[(wilder dan galopperen)]
)
|
Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e]
I-9
|
| 29957 |
tegelsnijder |
snij-apparaat:
šnijapǝrāt (Q117a Waubach),
snijder:
šnī.jǝr (Q117a Waubach)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
| 29958 |
tegeltang |
breektang:
brē̜.ktaŋ (Q117a Waubach),
tang:
taŋ (Q117a Waubach)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
| 29927 |
tegelzetter |
tegelzetter:
tī.gǝlzętǝr (Q117a Waubach)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
| 22429 |
tegen de bal schoppen |
stampen:
sjtampe (Q117a Waubach),
treden:
treeene (Q117a Waubach)
|
Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|