| 19408 |
steelvormig handvat |
steel:
sjtil (Q208p Vijlen)
|
steel [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 20942 |
steen |
keen:
WLD
këen (Q208p Vijlen)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
| 19637 |
steenkool |
kolen:
koale (Q208p Vijlen)
|
kolen [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
| 18111 |
steenpuist, bloedzweer |
bloedzweer:
blootschwèèr (Q208p Vijlen)
|
Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 29963 |
steiger |
gesteiger:
gǝštēgǝr (Q208p Vijlen)
|
De langs het bouwwerk opgetrokken stellage, bestaande uit houten of metalen palen en planken, waarop de metselaar staat tijdens zijn werkzaamheden. Een enkele houten steiger wordt opgebouwd uit verticaal geplaatste palen, de 'staanders', die enigszins hellend naar de muur in of op de grond geplaatst worden. Hieraan worden horizontaal met behulp van steigertouwen de 'aanbinders' gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Over de kortelingen worden de steigerplanken gelegd die de steigervloer vormen. Bij steigers waarvan de werkvloeren hoger dan 2,50 m boven de begane grond liggen, worden leuningen en kantplanken aangebracht. Vervolgens worden langs de buitenkant van de staanders langsschoren bevestigd. In het Standaardnederlands is het woord 'steiger' mannelijk, in een aantal plaatsen in met name Nederlands Limburg echter onzijdig. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een onzijdig genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [S 35; L B1, 172; N 32, 1a; N 32, 1c; monogr.; N 32, 2e]
II-9
|
| 24976 |
steil, sterk hellend |
steil:
sjtiel (Q208p Vijlen)
|
steil [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 17820 |
steken |
steken:
sjtêke (Q208p Vijlen)
|
steken [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 21421 |
stelen |
stelen:
sjtèle (Q208p Vijlen)
|
stelen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
| 21602 |
stemmen |
stemmen:
sjtemme (Q208p Vijlen)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 21487 |
stempelen |
stempelen:
sjtempelle (Q208p Vijlen),
Karte 422.
stempel(e)n (Q208p Vijlen)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] || stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|