e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worstenbroodje worstenbroodje: waorstebrödje (Veulen) worstebroodje III-2-3
wortelstamppot wortelmoes: wortelmoes (Veulen) wortelstamppot III-2-3
wrang wring: vring (Veulen) wrang van smaak III-2-3
wrevelig (zijn) neutelijk: cf. Schuermans p. 408 s.v. "neutelijk"= moeilijk, lastig (Limb. cf. WNT IX, kol. 1911 s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"...."Aanm. Gewestelijk bestaat een woord neutelig, knorrig, slechtgehumeurd...waarschijnlijk een bijvorm van netelig..  nuuëtelek (Veulen) kort aangebonden, korzelig III-1-4
wulps persoon gekke fluit: gekke fläöt (Veulen) wulpse vrouw III-1-4
zaad, zaaigoed zaad: zǭt (Veulen) Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.] I-4
zaag zaag: zāx (Veulen) Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.] II-12
zaagbankje, zaagbok houtbok: houtbok (Veulen), zaagbok: zāx˱bok (Veulen) Laag bankje, waarop men bij het zagen het hout laat rusten. Zie ook afb. 29. [N 53, 31; monogr.] II-12
zaagsel zaagmeel: zāxmē̜l (Veulen) Het poedervormig houtafval dat bij het zagen ontstaat. [N 38, 10; N 50, 91a; N 53, 29a; monogr.] II-12
zaagsnede zaagsnede: zāxsnēj (Veulen) De gleuf die een zaag in het hout maakt. [N 50, 41b; N 53, 30b; monogr.] II-12