19431 |
vegen, keren |
aanvegen:
ánvaege (L244a Veulen),
keren:
Gódde gij d\'n dael már kaere Iederieën kaert vur zien aege deur: het hemd is nader dan de rok
kaere (L244a Veulen),
schoonkeren:
schónkaere (L244a Veulen),
schoonvegen:
schónvaege (L244a Veulen),
uitvegen:
uutvaege (L244a Veulen),
vegen:
Vurdat gij wat gòt do‰n, mòtte uurst de stoep vaege
vaege (L244a Veulen)
|
aanvegen met handveger, bezem, stoffer || door vegen schoonmaken/ ontdoen van ongerechtigheden || schoonvegen met een bezem || schoonvegen met stoffer, bezem, doek || stof en vuil verwijderen met een bezem/veger
III-2-1
|
26403 |
velg |
velling:
vɛleŋ (L244a Veulen)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
30336 |
vensterblinden |
blinden:
blindǝ (L244a Veulen
[(id)]
)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
19377 |
verdieping |
stock (d.):
stok (L244a Veulen),
òp de hoevulste stok wònde: op de hoeveelste verdieping woon jij
stok (L244a Veulen),
verdieping:
\'r mankieërt wat ien de bovveste verdieëping: er is iets niet in orde met het verstand
verdiēping (L244a Veulen)
|
etage || verdieping || verdieping, etage
III-2-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
jammer:
jommer (L244a Veulen),
leed:
lieëd (L244a Veulen),
verdriet:
verdriēt (L244a Veulen)
|
leed, verdriet, ellende || verdriet || verdriet, leed
III-1-4
|
30596 |
verf |
verf:
vɛ̄rǝf (L244a Veulen)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
30677 |
verfkrabber |
krebber:
krɛbǝr (L244a Veulen)
|
Werktuig om oude verflagen droog te verwijderen en afgebrand werk schoon te krabben. Verfkrabbers bestaan uit een haaks op een steel met handvat bevestigd blad, dat, afhankelijk van het werk, diverse vormen kan vertonen. De rand van het blad heeft een geslepen profiel. Zie ook afb. 97. [N 67, 56a; monogr.]
II-9
|
30735 |
verflaag |
verflaag:
vɛ̄rflǭx (L244a Veulen)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
30666 |
verfspuit |
verfspuit:
vɛ̄rfspø̜̄t (L244a Veulen)
|
Toestel waarmee verf als nevel op het te verven oppervlak wordt gespoten. Zie ook afb. 94. Het woordtype 'mondspritsje' werd in Q 121 gebruikt voor een mondspuitje, een glazen potje vanwaaruit de verf met de mond op het te schilderen voorwerp gespoten werd. Het werktuig werd gebruikt om op wanden met behulp van een sjabloon een motief aan te brengen. [N 67, 51; monogr.; div.]
II-9
|
19251 |
vergeetachtig |
vergeetachtig:
vergaetaechteg (L244a Veulen)
|
vergeetachtig
III-1-4
|