e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aaks aaks: áks (Veulen), bijl: bil (Veulen) Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.] II-12
aanbranden aanbranden: van bijvoorbeeld vlees  ánbrânde (Veulen) aanbranden III-2-3
aanhitsen aanhissen: ánhisse (Veulen, ... ), hissen: hisse (Veulen, ... ) ophitsen ve hond III-2-1
aanrecht aanrecht: ennen ánrecht bestöt uut \'n ánrechtblad, ennen ánrechtstieën en ennen ánrechtkâst  ánraech(t) (Veulen) aanrecht III-2-1
aanstaan bevallen: bevalle (Veulen) bevallen, naar de zin zijn III-1-4
aanstieren aanstieren: ánstīrǝ (Veulen) Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.] I-11
aanvangen, beginnen aanvangen: ánvánge (Veulen), beginnen: beginne (Veulen) aanvangen, beginnen || beginnen III-1-4
aardappelmand aardappelmandje: ē̜rpǝlǝmɛntjǝ (Veulen) Uit grauwe wissen vervaardigde mand met twee oren, waarin aardappels bewaard of vervoerd worden. Zie ook het lemma ɛaardappelmandɛ in wld I.5, pag. 41. Het materiaal dat in dit lemma is opgenomen, vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 38; N 40, 94; N 40, 95; N 40, 96; N 40, 97; N 40, 110; N 40, 111; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
aardappelpannenkoek rijfkoek: riēfkoēk (Veulen) aardappelkoek III-2-3
aardappels schillen schillen: aerpel schelle (Veulen) het schillen van aardappelen III-2-3