| 30641 |
getande spalter |
spalter mee tanden:
spaltǝr mē tan (K353p Tessenderlo)
|
Spalter waarvan het haar in afzonderlijke bundeltjes is verdeeld. De getande spalter wordt gebruikt bij het schilderen van de vezels van hout. Zie ook afb. 93b en de lemmata 'Spalter' en 'Draadtrekker'. [N 67, 36b]
II-9
|
| 18828 |
getob; tobben |
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gema’el (K353p Tessenderlo),
gemettel (K353p Tessenderlo)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətrééəfdə vrééəf (K353p Tessenderlo)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
| 20388 |
getuige zijn |
getuigen:
getoagen (K353p Tessenderlo)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
| 21321 |
getuigen |
getuigen:
gətōͅjən (K353p Tessenderlo)
|
getuigen [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
| 19092 |
gevaarlijk |
dangereux (fr.):
meer gebruikt bij de jeugd
da’s dangereuse (K353p Tessenderlo),
gevaarlijk:
mee vuur spele is gevaoërlijk (K353p Tessenderlo),
met vuur spelen is gevaarlijk (K353p Tessenderlo)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
| 19093 |
gevaarlijke kerel |
gevaarlijk:
d’Òas ne gevaoërlijke kerel (K353p Tessenderlo),
periculeus:
’t es prekeleus nu buiten te gaan op den ijsweg (K353p Tessenderlo)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
| 30181 |
gevak |
gewit:
gǝwet (K353p Tessenderlo)
|
Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.]
II-9
|
| 21322 |
gevangenis |
gevangenis:
gəvaŋənis (K353p Tessenderlo)
|
gevangenis [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
| 19743 |
gevel |
gevel:
gēvəl (K353p Tessenderlo),
gēͅvəl (K353p Tessenderlo),
geͅi̯vəl (K353p Tessenderlo)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|