| 32063 |
gesmede spijker |
gesmede nagel:
gǝsmejǝ nǭgǝl (K353p Tessenderlo)
|
Een spijker die door de smid gesmeed is. Zie ook de paragraaf over de nagelsmid in wld II.11, pag. 139 - 140. [N 54, 12a; N 64, 104b; monogr.]
II-12
|
| 34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hǭmǝl (K353p Tessenderlo)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
| 34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (K353p Tessenderlo),
bɛrǝx (K353p Tessenderlo)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
| 34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gelt:
gęlt (K353p Tessenderlo
[(gesneden)]
)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
| 18254 |
gesp |
gesp:
gesp (K353p Tessenderlo),
gésp (K353p Tessenderlo),
gęsp (K353p Tessenderlo),
haak:
haak (K353p Tessenderlo)
|
Gesloten, vaak min of meer vierkant beugeltje, gewoonlijk met een al of niet aan een afzonderlijke spil zittende tong, aan het ene einde van een riem enz. bevestigd en waardoor het andere einde gestoken wordt, dat dan door de tong in de ring vastgehouden wordt (Van Dale, pag. 903). [N 62, 53; MW; monogr.] || gesp [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt U een gesp? [N 62 (1973)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
II-7, III-1-3
|
| 33761 |
gespeend veulen |
speenveulen:
spēnvø̄lǝ (K353p Tessenderlo)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
| 33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
damvlegels:
dāmvløgǝls (K353p Tessenderlo)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
| 18274 |
gesteven hemd |
gesteven hemd:
e gesteven hum (K353p Tessenderlo),
gestijfseld hemd:
e gestesseld hum (K353p Tessenderlo),
gestreken hemd:
ə gətre:ən hym (K353p Tessenderlo)
|
een gesteven hemd [ZND 07 (1924)]
III-1-3
|
| 18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
borst:
borst (K353p Tessenderlo)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18543 |
gestreepte broek |
streepjesbroek:
streepkesbroek (K353p Tessenderlo)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|