| 32472 |
wissen sorteren |
uitrapen:
ūtrāpǝ (L318p Stramproy),
uitzoeken:
ūtzø̄kǝn (L318p Stramproy)
|
De gekapte wissen op maat sorteren. Bij het sorteren wordt een hoeveelheid wissen in een ondiepe put of een schuin in de grond geplaatste ton gezet. De langste wissen worden dan vervolgens aan de bovenzijde vastgepakt en door middel van een schuddende beweging gescheiden van de kortere wissen. Deze handeling wordt herhaald tot alle wissen op lengte gerangschikt zijn. [N 40, 11]
II-12
|
| 32497 |
wissen weken |
in de week zetten:
en dǝ węjk zɛtǝ (L318p Stramproy),
weken:
węjkǝ (L318p Stramproy)
|
De wissen in water onderdompelen om ze soepeler te maken. Grauwe wissen dienen, afhankelijk van de omstandigheden, één √† twee weken te weken, witte wissen en buffwissen één √† twee uur. [N 40, 20; monogr.]
II-12
|
| 32471 |
wissenmes |
heep:
hējp (L318p Stramproy),
mandenscheer:
manjǝšējr (L318p Stramproy),
mes:
mes (L318p Stramproy),
wissenmes:
węsǝmɛs (L318p Stramproy)
|
Het -vaak sikkelvormige- werktuig waarmee de wissen worden gekapt. Zie ook afb. 261. [N 38, 6 add.; N 40, 9; monogr.]
II-12
|
| 32477 |
wissenmijt |
berm:
bɛrǝm (L318p Stramproy),
hoop:
hǫwp (L318p Stramproy),
wissenberm:
wesǝbɛrǝm (L318p Stramproy)
|
Een stapel grauwe wissenschoven die in de buitenlucht liggen te drogen. [N 40, 16; N 40, 17]
II-12
|
| 32491 |
wissenschaaf |
wissenschaaf:
węsǝšāf (L318p Stramproy)
|
Schaaf waardoor of waarlangs de gespleten wissen getrokken worden om ze plat te maken. [N 40, 87]
II-12
|
| 32474 |
wissenschoof |
bussel:
bøsǝl (L318p Stramproy)
|
Een tot een bundel gebonden hoeveelheid wissen. [N 40, 10]
II-12
|
| 32487 |
wissenschors |
schil:
šęl (L318p Stramproy)
|
De schil die van de wissen verwijderd wordt. [N 40, 32]
II-12
|
| 32462 |
wistop |
tip:
tøp (L318p Stramproy)
|
De bovenkant van een wis. [N 40, 29]
II-12
|
| 32463 |
wisvoet |
schacht:
šaxt (L318p Stramproy),
stomp:
stomp (L318p Stramproy)
|
De onderkant van een wis. [N 40, 28]
II-12
|
| 33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
kol:
kǫl (L318p Stramproy)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|