| 21276 |
vrouw |
vrouw:
vro.uw (L318p Stramproy, ...
L318p Stramproy)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
| 20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
vrouw:
vrouw (L318p Stramproy)
|
vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 34059 |
vrouwelijk kalf |
vaarskalf:
vē̜rs[kalf] (L318p Stramproy)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
| 34396 |
vrouwelijk lam |
germ:
gɛrm (L318p Stramproy)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
| 34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germpje:
gɛrmkǝ (L318p Stramproy),
ooi:
ōi̯ (L318p Stramproy)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
| 34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zōx (L318p Stramproy)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (L318p Stramproy)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 18672 |
vrouwenkleren |
vrouwenkleren:
vrouwdekleijer (L318p Stramproy)
|
Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18576 |
vrouwenondergoed |
ondergoed voor vrouwlui:
ongergood veur vrouldje (L318p Stramproy)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18598 |
vrouwenonderhemd? |
onderhemd:
ongerhumme (L318p Stramproy)
|
Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|