| 31506 |
soldeernaad |
las:
las (L423p Stokkem)
|
Het soldeerspoor tussen twee of meer metalen delen dat door het solderen is ontstaan. [N 64, 28b]
II-11
|
| 31514 |
soldeersel |
schervelsoldeersel:
šervelsǫldērsǝl (L423p Stokkem
[(werd gebruikt samen met borax)]
),
soldeersel:
sǫldērsǝl (L423p Stokkem),
tinsoldeersel:
tinsǫldērsǝl (L423p Stokkem)
|
Metaal of metaalmengsel dat dient om de oppervlakten van twee of meer verwarmde stukken metaal aan elkaar te verbinden. Men onderscheidt de soldeersels naar hun smeltpunt in zacht- en hardsoldeer. Zachtsoldeer smelt beneden 3000 C en laat zich met de soldeerbout verwerken. Hardsoldeer smelt bij hogere temperaturen en wordt verwerkt met een soldeerlamp. Zachtsoldeer is gewoonlijk samengesteld uit een mengsel van lood en tin. Als grondstoffen voor hardsoldeer worden onder meer koper, zink, zilver en soms ook goud gebruikt. Soldeersel kan in de vorm van staven, platen, draden, korrels of poeder geleverd worden. Smeertin is een soldeersel dat vaak door loodgieters wordt gebruikt. Bij verwarming gaat het eerst in een deegachtige toestand over waarin men het kan kneden en uitsmeren, waarna het pas vloeibaar wordt. Volgens de invuller uit L 423 bevatte tinsoldeersel 30 à 33% tin bij loodwerkzaamheden, 40 à 45% bij zinkwerkzaamheden en 50% bij speciaal werk. [N 33, 194; N 33, 198; N 33, 202; N 64, 26a; N 64, 26c; N 66, 36b; monogr.]
II-11
|
| 31515 |
soldeerstaafvorm |
gietvorm:
gēt˲vǫrǝm (L423p Stokkem)
|
Mal waarin men staafjes soldeersel kan gieten. Zie ook afb. 189. [N 64, 26b]
II-11
|
| 31517 |
soldeervloeimiddel |
borax:
boraks (L423p Stokkem
[(gemengd met water)]
),
geest:
gȳs (L423p Stokkem),
onuitgebrande geest:
onūt˲gǝbrandǝ gȳs (L423p Stokkem
[(voor koper)]
),
sterk water:
stęrǝk wātǝr (L423p Stokkem),
uitgebrande geest:
ūt˲gǝbrandǝ gȳs (L423p Stokkem
[(voor zink)]
)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de diverse soorten van middelen die bij het solderen worden gebruikt om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken, om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan en ook wel om het metaal of de soldeerbout te reinigen. [N 33, 200-202; N 33, 335; N 64, 27a-27b; N 64, 27d; N 66, 36c; monogr.]
II-11
|
| 31504 |
solderen |
solderen:
sǫldērǝ (L423p Stokkem)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
| 32576 |
soorten van dierlijke mest |
koemest:
kō[mest] (L423p Stokkem)
|
De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd geïnformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f]
I-1
|
| 34118 |
soortige koe |
schoon model:
šūn mǝdɛl (L423p Stokkem)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
| 33224 |
sorteermachine |
sorteermachine:
sǫrtērmǝšiŋ (L423p Stokkem)
|
Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32]
I-5
|
| 33222 |
sorteren met de hand |
omrapen:
ǫmrāpǝ (L423p Stokkem)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
| 33223 |
sorteren met de machine |
sorteren:
sǫrtērǝ (L423p Stokkem)
|
Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33]
I-5
|