22686 |
circus |
circus:
sirkus (Q116p Simpelveld),
tsirkes (Q116p Simpelveld)
|
1. Circus. || Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
tsirkel (Q116p Simpelveld),
kring:
krink (Q116p Simpelveld),
ring:
rink (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
cirkel [SGV (1914)] || de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)] || kring [SGV (1914)]
III-4-4
|
24406 |
cocon |
cocon:
WBD/WLD
kokon (Q116p Simpelveld),
pop:
WBD/WLD
pop (Q116p Simpelveld)
|
Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het omhulsel van rupsen als zij zich inpoppen [N 83 (1981)]
III-4-2
|
31453 |
combinatietang |
combinatietang:
kǫmbināsitsaŋ (Q116p Simpelveld)
|
Tang waarbij de gebruiksmogelijkheden van vasthouden, buigen en knippen van metaal gecombineerd zijn. De bekken van deze tang zijn voorzien van een getand plat deel en een rond gedeelte met tanden. Het onderste gedeelte van de bekken is als zijkniptang uitgevoerd. Aan weerszijden van het scharnier van de tang bevinden zich draadknippers. Zie ook afb. 149. [N 33, 166; N 64, 47c; monogr.]
II-11
|
19823 |
commode, ladenkast |
commode:
kamuət (Q116p Simpelveld),
komūt (Q116p Simpelveld)
|
commode [SGV (1914)] || commode, toilettafel
III-2-1
|
21308 |
compagnie |
compagnie (fr.):
compie (Q116p Simpelveld)
|
compagnie [SGV (1914)]
III-3-1
|
32599 |
composthoop |
vuilhoop:
vūlhō.f (Q116p Simpelveld)
|
Bedoeld wordt een hoop van plantenresten, kaf-afval, zacht heggeknipsel, keukenafval, afval van weide of boomgaard, enz. die men regelmatig omzet en laat verteren tot vooral over de weide te strooien compost. [N M, 10c add.; N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 38a + b; monogr.]
I-1
|
22829 |
concert |
concert (<fr.):
conzert (Q116p Simpelveld),
konzert (Q116p Simpelveld)
|
concert [SGV (1914)] || Concert.
III-3-2
|
23202 |
congregatie |
congregatie:
congregaasje (Q116p Simpelveld)
|
congregatie [SGV (1914)]
III-3-3
|
32810 |
cultivator, extirpator |
extirpator:
ękspātǝr (Q116p Simpelveld)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|