| 32979 |
gerst |
gerst:
gi̯as (Q093p Rosmeer)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
| 21100 |
gerstebier |
gerstebier:
giastebier (Q093p Rosmeer),
gjastebier (Q093p Rosmeer),
gjastebīr (Q093p Rosmeer)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
| 18312 |
geruite jurk |
ruitenkleed:
rötə klèt (Q093p Rosmeer)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 21595 |
geschiedenis |
geschiedenis:
verholen: Duitsch
ĕn geschiedenis verhōlen (Q093p Rosmeer),
iets:
iets vertelle (Q093p Rosmeer),
sage:
n zoag vertellen (Q093p Rosmeer)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
| 34063 |
geslachtsrijpe koe |
goed voor te stieren (woordgr.):
gyt ver tǝ stirǝ (Q093p Rosmeer)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
| 33328 |
gesloten boerderijtype |
toe huis:
tøu̯ hōi̯s (Q093p Rosmeer)
|
De bouwdelen van dit boerderijtype omsluiten het erf aan alle vier de zijden; in Nederland wordt dit type wel de "Limburgse hoeve" genoemd. Voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen"(1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 6. [N 4A, 4]
I-6
|
| 34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapyn (Q093p Rosmeer)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
| 34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
homǝl (Q093p Rosmeer)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
| 34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bęrǝx (Q093p Rosmeer),
bɛ̄rx (Q093p Rosmeer)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
| 34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gelts:
gø̜i̯ls (Q093p Rosmeer),
gęls (Q093p Rosmeer)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|