| 17705 |
uitwerpselen |
afgang:
aafjank (L329p Roermond),
stront:
strontj (L329p Roermond)
|
uitwerpselen [N 10c (1961)]
III-1-1
|
| 28560 |
uitwerpselen van de bij |
stront:
štronjtj (L329p Roermond)
|
Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b]
II-6
|
| 33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardemop:
(mv)
pē̜rdǝmǫpǝ (L329p Roermond),
paardskeutelen:
pē̜rskø̜tǝlǝ (L329p Roermond)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
| 34144 |
uitwerpselen van koeien |
flater:
flātǝr (L329p Roermond),
koeflater:
kuflātǝr (L329p Roermond)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
| 21133 |
uitwijken |
afzetten:
aafzitte (L329p Roermond),
uitwijken:
oetwieke (L329p Roermond)
|
met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 21387 |
unster |
under:
[vgl. Roermond Wb. (pag. 298): unjer = middagslaapje, rk]
unjer (L329p Roermond)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
| 17699 |
urine |
pis:
pies (L329p Roermond),
zeik:
zy:k (L329p Roermond)
|
urine [N 10c (1961)]
III-1-1
|
| 17700 |
urineren |
pissen:
piesen (L329p Roermond),
zeiken:
zy:ke (L329p Roermond)
|
urineren [N 10c (1961)]
III-1-1
|
| 24090 |
ursuline |
ursuline:
urselin (L329p Roermond)
|
Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 34043 |
vaalbonte koe |
vaalbonte koe:
vālbontjǝ [koe] (L329p Roermond)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|