| 34001 |
inspannen |
inspannen:
espanǝ (Q175p Riemst)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
| 21914 |
jong dat pas kan vliegen |
pieper:
pīpər (Q175p Riemst)
|
Vlugjong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelspluimen:
dy(3)̄.vəlsplu.mə (Q175p Riemst)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 34314 |
jong varken |
bag:
báx (Q175p Riemst),
baggen (mv.):
bage (Q175p Riemst),
bagje:
bɛkskǝ (Q175p Riemst)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
| 34481 |
jonge kip |
pul:
pɛl (Q175p Riemst)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
| 20159 |
jongen |
jong:
joong (Q175p Riemst, ...
Q175p Riemst)
|
jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
| 18192 |
jurk |
kleed:
e blaw klēēd (Q175p Riemst),
een blauw kleëd (Q175p Riemst)
|
blauw kleed [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
| 18232 |
juweel |
juweel:
Mv.
juwele (Q175p Riemst)
|
Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
| 21912 |
kaal duivenjong |
kakjong:
kachjo.ŋk (Q175p Riemst)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 20768 |
kaantjes |
krapjes:
krɛpkəs (Q175p Riemst),
krappen:
krábə (Q175p Riemst)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|