| 21484 |
werk (zn.) |
werk:
werrek (L288a Ospel)
|
werk (zn.): (Ik gebruik de auto niet veel). Ik voel me het lekkerste als ik geregeld naar mijn - loop. [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
| 25569 |
werkbank |
snitselbank:
snitsǝlba.ŋk (L288a Ospel)
|
In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.]
II-12
|
| 26696 |
werkbroek |
turksleren boks:
tø̜rǝkslē̜rǝboks (L288a Ospel)
|
Bepaalde broek bij het steken van turf gebruikt. [I, 20]
II-4
|
| 19132 |
werken |
werken:
wɛ.rəkə (L288a Ospel)
|
werken [RND]
III-3-1
|
| 24330 |
werpen van jongen |
jongen:
jónge (L288a Ospel),
lammen:
spec. van schapen of geiten gezegd
laame (L288a Ospel)
|
jongen (ww), werpen || werpen
III-4-2
|
| 26297 |
wervel |
knevel:
knēvǝl (L288a Ospel),
vregel:
vrø̄gǝl (L288a Ospel),
wervel:
węrvǝl (L288a Ospel)
|
Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.]
II-9
|
| 25135 |
wervelwind |
remouw:
remouf (L288a Ospel),
wervelwind:
wervelwindj (L288a Ospel)
|
Hoe noemt men een ronddraaiende wind, die stof en zand van de grond doet opwervelen of water als een zuil omhoogzuigt? [DC 30 (1958)] || wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 24399 |
wesp |
teetje:
kleine soort wesp, die niet steekt
teetje (L288a Ospel),
wesp:
weespe (L288a Ospel),
wésp (L288a Ospel)
|
wesp [DC 09 (1940)] || wesp, soort
III-4-2
|
| 19133 |
weten |
weten:
wieëte (L288a Ospel)
|
weten
III-1-4
|
| 21704 |
wethouder, schepen |
wethouder:
wethoujer (L288a Ospel)
|
het door de gemeenteraad gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente [wethouder, schepen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|