| 26403 |
velg |
omloop:
omlø̜j.p (L415p Opoeteren),
velling:
vɛleŋ (L415p Opoeteren)
|
Bij molenraderen de algemene benaming voor de om de vier segmentvormige stukken gelegde houten delen die samen een ring vormen. Bij metalen molenraderen die uit één stuk zijn vervaardigd, wordt de term ook gebruikt voor de hele omloop van het rad. [Vds 68; Jan 68; Coe 62; Grof 86] || De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit √©√©n stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13, II-3
|
| 26451 |
velkant |
scherpkant:
šɛrpka.nt (L415p Opoeteren)
|
De verticale zijde van de kerf die niet het eigenlijke maalwerk verricht. De velkant bevindt zich tegenover de maalkant. Zie ook afb. 77. [N O, 18m; Vds 195; Jan 204; Coe 186; Grof 221]
II-3
|
| 26244 |
velling |
velling:
vɛleŋ (L415p Opoeteren)
|
De houten velg van het groot kamrad waarin de kammen bevestigd zijn. Soms is de velg met een ijzeren band verstevigd. [Vds 90; Jan 100]
II-3
|
| 30336 |
vensterblinden |
binnenblinden:
benǝblęnjǝ (L415p Opoeteren)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
| 30332 |
vensterluiken |
vensterblinden:
venstǝrblęnj (L415p Opoeteren)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
| 17914 |
verbergen |
verbergen:
verbergen (L415p Opoeteren)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
| 19377 |
verdieping |
verdiep:
verdeep (L415p Opoeteren)
|
verdieping
III-2-1
|
| 18823 |
verdriet; verdriet doen |
chagrineren (<fr.):
Fr. chagriner
sjaggernère (L415p Opoeteren),
krenken:
krènke (L415p Opoeteren),
leed:
z. ook lei
leid (L415p Opoeteren),
leed doen:
geleif mich, det diêj nich echt leid
leid doon (L415p Opoeteren),
verdriet:
Bn. en bw. verdretig
verdreed (L415p Opoeteren)
|
bedroeven, leeddoen || leed, verdriet || verdriet || verdriet doen || verdrieten
III-1-4
|
| 30596 |
verf |
verf:
vɛrǝv (L415p Opoeteren)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
| 30735 |
verflaag |
laag verf:
lǭx ˲vɛrǝf (L415p Opoeteren),
plaaster verf:
plǭstǝr vɛrǝf (L415p Opoeteren)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|